De positie van vrouwen in de Hindostaanse liedkunst
| starnieuws | Door: Redactie
De onderzoekster vroeg zich af in hoeverre de liedtraditie niet alleen een overgeleverd religieus gebruik was, maar ook een levend onderdeel van sociale, culturele en religieuze gebruiken en gewoonten. Zij beschrijft hoe de zangeressen met hun liederen en de opvoeringspraktijk hebben bijgedragen aan de vorming van een Hindostaanse gemeenschap. Over de rol van de vrouwen hierin is nog weinig onderzocht en vastgelegd, zowel in studies uit de vorige eeuw (pater De Klerk en de socioloog Spekman) als in recentere studies (Choenni, Gowricharn, Fokken enz.) De rol van de vrouw is zelfs vaak genegeerd in wetenschappelijke studies. Wat dit laatste betreft verwijst Ramcharan, bijvoorbeeld naar een onderzoek van de hindoeïstische religiewetenschapper Usharbudh Arya (1968) die 100 liederen van allerlei aard heeft gedocumenteerd.
Arya benadrukt de rol van zangeressen bij huwelijksrituelen, maar laat ze niet aan het woord en ook niet bij de interpretaties. Ramcharan: “In deze studie stel ik daarom het optreden van zangeressen centraal, ik bestudeer hun opvoeringen, inventariseer hun liederen en analyseer hun liedteksten vanuit hun perspectief. Ik laat ook die zangeressen zelf aan het woord die nog steeds oude overlijdensliederen zingen die zij ook in de jaren zestig van de vorige eeuw zongen. Ik hoop aan de lezer te tonen dat het gaat om een rijke en gestructureerde liedtraditie die verbonden is aan specifieke momenten in een ritueel.”In haar opzet is de kersverse doctor zeker geslaagd. Zij heeft 22 vrouwen geïnterviewd, geeft ook aan wanneer, hoe oud ze toen waren, of zij voorzitter of koorlid waren van de groep en waar ze woonden. Van deze vrouwen zijn 10 boven de 80 jaar en 6 boven de 70 jaar. De 5 ‘jongeren’ kunnen beschouwd worden als de vrouwen die de traditie overdragen en verder ontwikkelen. Daarnaast brengt Ramcharan haar ‘muzen’, zo noemt ze de geïnterviewde vrouwen, tot leven door ze zelf aan het woord te laten over wat ze hebben gedaan en wat hun (zang)achtergrond is. Een voorbeeld: “Toen ik Jasodra Soekhoe (in 2018, 82 jaar) in Den Haag opzocht, was zij pas begonnen om een nieuw aantekenboekje te maken met liedteksten.
Haar oude aantekenboekje was per ongeluk door haar dochter in de papierbak gegooid. Soekhoe is op latere leeftijd naar Nederland gekomen en zingt nog steeds. In Suriname was ze heel actief betrokken bij liedopvoeringen en ze begeleidde veel rituelen. Toen haar achterkleinkind een paar maanden voor ons gesprek werd geboren, schreef ze zelf een geboortelied om dat te zingen bij de kraamvisite. Soekhoe zong veertien liederen en legde de liedteksten ragfijn uit met veel achtergrondinformatie. Geboorte- of huwelijksliederen stonden bijvoorbeeld in haar uitleg niet op zichzelf, maar werden regel voor regel tot leven geroepen met behulp van extra informatie en verwijzingen naar de bestaande literatuur of gebruiken en gewoonten.”
En zo komt Ramcharan aan een rijke culturele oogst van maar liefst 150 huwelijksliederen en 62 geboorte- en overlijdensliederen, zowel in het Hindi/Sarnámi uitgewerkt met de Nederlandse vertaling erbij. Op het eind van de samenvatting van haar proefschrift stelt mevrouw Ramcharan dat Hindostaanse vrouwen de liedtraditie hebben bewaard door te blijven zingen, zoals hun voormoeders zongen bij rituelen. ‘Zij hebben op organisatorische, maatschappelijke, stilistische en talige gebieden die veranderingen aangebracht die hun in staat hebben gesteld om populair te blijven. Zij hebben de liedtraditie bij gemengde en vrouw-aparte- rituelen overgedragen aan de volgende generaties. Met hun interventies hebben zij vanaf de prille periode van de vestiging van de contractarbeiders uit India in Suriname, invloed gehad op de uitvoering van rituelen. Toen de nakomelingen van deze contractarbeiders zich in Nederland vestigden, hebben de vrouwen de uitvoering van deze rituelen bij geboorte, huwelijk en overlijden, wederom beïnvloed en op deze manier invloed gehad op de Hindoegemeenschap in Nederland.’Inmiddels spreken we over de derde en zelfs vierde generatie van Hindostanen in Nederland. De belangstelling voor oude tradities en rituelen – ook in zang en muziek - groeit onder Hindostaanse jongeren en vooral in de baithak gáná- sector. Een nieuwe trend daarbij is de vermenging met woorden uit andere Surinaamse talen, dan wel met Hindostaanse woorden uit Guyana of Trinidad. Voor zover mij bekend komt er geen handelseditie van het proefschrift, maar het zou juist voor deze jongere generatie, zowel in Nederland als in Suriname goed zijn de 150 huwelijksliederen en de 62 geboorte- en overlijdensliederen als boek uit te geven of digitaal te ontsluiten met daarbij de nodige (muziek)instructies voor de uitvoering. roy.khemradj@gmail.com| starnieuws | Door: Redactie