• vrijdag 03 May 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Column: Het algemeen belang bestaat niet

| starnieuws | Door: Redactie

Hans Breeveld

Op 1 februari 1964 werden de omleidingstunnels van de dam te Afobaka gesloten. Het vullen van het Prof. dr. Ir. W.J. van Blommensteinmeer was begonnen. Op dat moment waren er nog ongeveer 5.000 mensen met hun have en goed in het gebied dat onder water zou worden gezet. Vijf jaar was men bezig met het bouwen van de dam,
maar de transmigratie van mensen uit dat gebied verliep stroef. Voor velen was het een emotionele zaak het gebied van de vaderen te verlaten. Afspraken tussen de bewoners en de regering liepen hand in hand met even zovele misverstanden.   

 

Met de hoeveelheid elektriciteit die zou worden opgewekt zou de industrialisatie in Suriname op gang komen en voor de burgers zou elektriciteit spotgoedkoop zijn. U zult daar haast niets voor hoeven te betalen klonk de propagandistische informatie. Goedgelovigen vonden dat zeer logisch: Hemelwater komt van God en daar hoeven we toch niets voor te betalen? Wie kon - met

deze vooruitzichten - niet blij zijn dat er een stuwmeer werd aangelegd?  

Ten behoeve van het algemeen belang moesten de mensen die woonden in de gebieden waar het meer zou ontstaan verhuizen. Zij verhuisden uiteindelijk; al dan niet met zachte drang. De stroom die in het algemeen belang was opgewekt, was voor hen echter pas in 1998 beschikbaar, tijdens de regering o.l.v. Jules Albert Wijdenbosch. In die ruim 34 jaar die daaraan voorafging werd de stroom via dikke kabels over hun hoofden heen naar de Paramaribo vervoerd. Zij zagen de kabels, maar hadden zelf geen stroom.

We praten zo vaak over het algemeen belang, maar bestaat er wel een algemeen belang? Wat de ene ziet als een groot belang kwalificeert de andere als een onbenulligheid. Activiteiten in één sector kunnen destructieve gevolgen hebben voor een of meer andere sectoren. Hoe vaak hebben activiteiten binnen de industriële sector niet op gespannen voet gestaan met de volksgezondheid.

Sectoren die als hoopvol werden of worden aangeprezen blijken niet bestand te zijn tegen negatieve gevolgen uit andere sectoren. Neem nu het toerisme. Deze sector wordt reeds decennia als grote verdiener aangeprezen. Een sector met veel potentie. Maar de ongebreidelde en onverantwoorde wijze waarop de goudwinning in Suriname plaatsvindt, de enorme ravage die daarbij wordt aangericht en de enorme ontbossing tempert de vreugde van menig toerisme-enthousiasteling.

Personen die rondhout exporteren, exporteren daarmee ook de werkgelegenheid. Terwijl wij met het verwerken van het hout – uit die boomstammen – meer zouden kunnen verdienen. Het self reliance denken kon vaste voet vinden in ons land.

Er zijn mensen in Suriname die zich – op basis van gedegen studie - afvragen of het ons land niet veel meer zou opleveren indien  wij het bos lieten staan in het belang van het behoud van onze biodiversiteit en de natuurlijke rijkdommen die wij daar nog in zouden kunnen vinden. Deze voorbeelden tonen aan dat er geen sprake kan zijn van het algemeen belang of nationaal belang in de verschillende samenlevingen die wij heden ten dage staten noemen.

Er is slechts sprake van ontelbare deelbelangen; waarvan vele ook nog conflicterende deelbelangen zijn.

Maatschappelijke organisaties kunnen de deelbelangen helpen clusteren en daardoor (mogelijke) conflicten mitigeren. Uiteindelijk is het de Staat, zo u wilt de regering die in laatste instantie de vele - al dan niet - conflicterende deelbelangen hoort te synchroniseren. Het op elkaar afstemmen van die belangen om zodoende mogelijke spanningen c.q. conflicten te reduceren of te voorkomen.

Er zijn mensen die zeggen dat regeerders boven partijen moeten staan. Een goede aanzet daartoe vinden wij in artikel 94 van onze grondwet: De President en de Vicepresident oefenen naast hun ambt geen andere politiek-bestuurlijke overheidsambten uit, bekleden geen functies in het bedrijfsleven of in de vakbeweging en oefenen evenmin andere beroepen uit.

Vaker is de vraag gesteld of de president danwel de vicepresident – op basis van dit grondwetsartikel - voorzitter van een politieke partij mogen zijn. Maar dat slechts weinigen zich druk maken over het feit dat de huidige vicepresident zo zeer deel is van het gebeuren in de goudsector geeft aan hoe onderontwikkeld ons politiek bestel is. Hoge politieke functionarissen mogen nimmer de schijn van partijdigheid tegen zich hebben. Het volk mag niet denken dat ze bij politiek bestuurlijke zaken of bij calamiteiten niet optreden of zwijgen, omdat ze medebelanghebbende zijn.

Hans Breeveld

| starnieuws | Door: Redactie