Met een enorme olieplas aan zijn voeten droomt het arme Suriname zich rijk
| snc.com | Door: Redactie
De nijpende armoede in Suriname kwam vorige week tot uitbarsting met ongekende plunderingen en de bestorming van het parlement. De oplossing lijkt nabij, in de vorm van olie en gas. Waarom worden die dan nog niet gewonnen?
Foto; Arbeiders van Staatsolie controleren een oliebron. Staatsolie wint al sinds de jaren tachtig op kleine schaal olie op land.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant
Raphaël Milleman last in een fabriekshal even buiten Paramaribo twee stukken van een metalen bol aan elkaar. Als hij opkeek, zou hij door de metershoge open deuren het verzadigde groen van de jungle zien.
Even later vertelt Milleman, terwijl hij zijn door de lashelm geplette afro in model brengt, dat hij tot voorkort maaltijdbezorger was. Hij behoorde tot de 39 procent van de Surinaamse jongvolwassenen die school verliet zonder diploma en zonder plan. Hij liet zich door zijn vader, die ook voor Pansa werkt, overtuigen hier in de leer te gaan. ‘Nu
Aan de voeten van Suriname, een paar kilometer onder de Atlantische Oceaan, ligt olie. Veel olie. Hoeveel weet niemand precies, maar misschien wel 6 miljard vaten. Genoeg voor een plek in de wereldwijde top-25 van landen met een olievoorraad. Genoeg misschien ook om de door economische malaise en armoede veroorzaakte politieke spanningen weg te nemen, die vorige week leidden tot ongekende plunderingen en een bestorming van het parlement.
Een arbeider van Pansa werkt geconcentreerd aan een machine in de grote hal van het bedrijf.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant
‘Jongens en meisjes als Raphaël Milleman heeft dit land hard nodig’, zegt Lucien Bourne, manager bij Pansa. ‘Want als de olie er straks is, dan willen we zo min mogelijk arbeidskrachten uit het buitenland, onze eigen mensen moeten eraan verdienen.’ Hij vertelt over het door de slechte economische omstandigheden lage moreel onder jongeren, over het gebrekkige onderwijs. Daarom gaat Pansa actief op zoek naar leerlingen en lokt ze met vooruitzicht op een goedbetaalde baan in de olie.
‘Geloof in eigen kunnen is de rode draad’, zegt Bourne, die trots benadrukt dat Pansa is opgericht door marrons, de van ontsnapte slaven afstammende bevolkingsgroep uit de binnenlanden die in sociaal-economische statistieken onderaan bungelt. In de veertigjarige bedrijfsgeschiedenis heeft Pansa alles geproduceerd en gerepareerd wat de Surinaamse industrie kan gebruiken. ‘En nu zijn we ready voor olie en gas.’
Verpletterende staatsschuld
Wie Lucien Bourne hoort praten, al dan niet boven het gedreun van machines uit, wordt onherroepelijk vrolijk. De vijftiger lijkt met zijn zwarte snor en in zijn spijkerbroek gestoken poloshirt weggelopen uit een vintage Mario-spelletje. Zijn optimisme doet vergeten dat Suriname een klein land is met een verpletterende staatsschuld, een politiek verdeelde bevolking, een gebrekkig functionerende overheid, corruptie en braindrain.
Maar sinds de eerste grote olievondst voor de Surinaamse kust in 2020 zit er in die sombere realiteit een zijdeur met een bordje met ‘mogelijke verlossing’. Suriname droomt van een Noorwegen-scenario, van heel veel oliemiljarden in een speciaal fonds waarvan de opbrengsten het einde zullen betekenen van de afhankelijkheid van internationale schuldeisers en het Internationaal Monetair Fonds.
Alleen: de deur naar de olie zit nog op slot. De sleutel is een handtekening van Patrick Pouyanné, ceo van de Franse oliegigant TotalEnergies. Pas als hij de final investment decision (FID) ondertekent, zal Total samen met het kleinere Amerikaans APA Corporation de benodigde miljarden investeren in geavanceerde drijvende olieproductieplatforms om de olie op volle zee te kunnen winnen en verwerken.
Maar Total heeft de FID sinds 2020 al vijf keer uitgesteld, zonder duidelijke opgaaf van redenen. De laatste keer was begin februari. Surinamers, gepokt en gemazeld door hun ervaring met corrupte leiders als ex-president Desi Bouterse, zijn gewend om hoge verwachtingen met een korrel zout te nemen. En ze weten dat er voor landen met veel olie behalve een Noorwegen-scenario ook een Venezuela-scenario bestaat, waarin de bevolking niets terugziet van de oliemiljarden.
Maar hoe dieper de crisis, hoe moeilijker het voor Surinamers wordt om de olie niet als oplossing voor alles te zien. En dus heeft iedereen, van de president tot aan de fruitverkoper op de markt, het steeds over de komst van de definitieve investeringsbeslissing, ‘de FID’, alsof het de volgende bus betreft.
Buurland Guyana heeft meer geluk
Om te zien hoe olie een land in bloei kan zetten, hoeven de Surinamers alleen maar naar de buren in Guyana te kijken. In het Guyanese deel van de zee werd rond dezelfde tijd olie gevonden, en het land had geluk met een snelle deal met het Texaanse oliebedrijf Exxon. Mede doordat het destijds nog armere Guyana minder hoge eisen stelde dan Suriname. Desondanks kan de overheid jaarlijks een paar miljard aan royalty’s en winst storten in het fonds dat het land naar Noors model heeft opgericht.
En dat steekt een beetje. Want Suriname was van de drie kleine landen in de bocht van het Zuid-Amerikaanse continent altijd hét olieland. Suriname pompt sinds de jaren '80 van de 20ste eeuw zelf olie omhoog. Niet in zee maar op het land. Kleinschalig, maar genoeg om zelfvoorzienend te zijn. Het stabiele Staatsolie is momenteel zelfs de ruggegraat van de zieltogende Surinaamse economie.
Maar het staatsoliebedrijf is te klein om de operatie in de oceaan alleen uit te voeren, vertelt ceo Annand Jagesar de Volkskrant aan de telefoon vanuit Noorwegen, waar hij op cursus is om over oliefondsen te leren. Jagesar is wel trots op het onderhandelingsresultaat dat hij met Total en APA heeft bereikt: áls ze gaan boren, mag Staatsolie zich voor 20 procent inkopen in de productie, waardoor Suriname per vat olie veel meer zal verdienen dan Guyana. Maar dan moet Total wel eerst de investeringsbeslissing nemen.
Arbeiders van Helmut Haukes, die een logistiek bedrijf heeft, werken aan het prille begin van een oliehaven, die nodig zal zijn als de oliereserves voor de Surinaamse kust te gelde worden gemaakt.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant
Niet iedereen wacht op de handtekening uit Frankrijk. Iemand zal die olie naar boven gaan halen, denken Helmut Haukes en Oliver Smith. ‘Desnoods de Chinezen’, mompelt Haukes terwijl hij zijn SUV de surrealistisch hoge en smalle Jules Wijdenboschbrug over de Surinamerivier op stuurt, de stad uit.
Haukes is een boeroe, een witte Surinamer, en baas van een logistiek bedrijf. Smith is een Brit die in Paramaribo een ingenieursbureau runt. Samen bouwen ze een haventerminal speciaal voor olieschepen aan de monding van de Surinamerivier, op het land van de voormalige koffieplantage Susanna’s Daal.
Stinkvogels
De weg erheen is nu nog een onverhard karrespoor langs groene kreken. ‘Kijk! Stinkvogels!’ Haukes wijst enthousiast naar een rijtje rafelig ogende dieren op een elektriciteitsdraad. (Bij navraag blijken stinkvogels officieel hoatzins te heten en hun bijnaam te danken aan het feit dat ze sterk naar koeienmest ruiken.) Smith doet er vanaf de achterbank een schep bovenop: de bouwvakkers hebben hier vorige week nog een anaconda van 6 meter voorbij zien glibberen.
Aan het einde van het spoor ligt een schier eindeloze geëgaliseerde zandvlakte vol hijskranen en heimachines. Als alles volgens plan verloopt, kunnen hier binnen anderhalf jaar schepen aanmeren. Smith pakt de catalogus van de achterbank en laat zien hoe ze deze vlakte willen uitbouwen tot een volwassen haven met verscheidene toegangswegen en plek voor kantoren en hotels.
Toch is de vraag of het ooit zover komt. Niet alleen vanwege vanwege de investeringsbeslissing, ook omdat er ook twee andere bedrijven zijn die oliehavens bouwen. Eentje nog dichter bij de stad en een in Nieuw-Nickerie, tegen de grens met Guyana. En er is maar één haven nodig. Smith zegt zeker te weten dat zij de beste locatie te pakken hebben, met diep water en weinig gevaar voor dichtslibben. ‘Dus na de FID’, zegt hij met een cowboyeske grijns, ‘dan begint de competitie. And I love competition.’
Mensen van Haukes aan het werk in Commewijne.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant
Waarom tekent Total niet? Dat weet niemand precies, zegt Lucia van Geuns, energie-expert bij het Haagse Centrum voor Strategische Studies, (HCSS) die af en toe naar Paramaribo vliegt om les te geven aan de studenten van de nieuwe masteropleiding petroleum geoscience and engineering aan de Anton de Kom Universiteit. Het lijkt er in elk geval op dat de olie in de Surinaamse wateren minder makkelijk te winnen is dan bij de buren, zegt ze. Dat komt vooral doordat er meer gas bij de olie zit, te veel om terug te pompen in de grond, zoals in Guyana gebeurt. En gewoon affakkelen, verbranden, mag niet meer.
Waarschijnlijk wil Total dat Suriname de oplossing voor het gas zelf verzint en betaalt. Mogelijkheden om het gas te verkopen in de regio zijn er in principe genoeg. Maar de aanleg van de nodige infrastructuur is een groot en ingewikkeld project voor een klein land zonder ervaring met gaswinning, weinig geld en een chronisch gebrek aan competente mensen bij de overheid en in het bedrijfsleven.
Uiteindelijk zal Total wel tekenen, denkt Van Geuns. Maar pas als de gaskwestie is opgelost en het bedrijf heel precies in kaart heeft gebracht hoeveel olie er is en hoe lang het met de winning wil doorgaan. ‘Want een bedrijf als Total zit natuurlijk midden in de Europese realiteit van het einde van het fossiele tijdperk, klimaatbeleid en kritische aandeelhouders.’
Bijzonder ecosysteem
In de Surinaamse realiteit, waar mensen zich dagelijks afvragen hoe ze aan genoeg geld voor drie maaltijden en benzine voor hun auto komen, stuiten klimatologische bezwaren op onbegrip.
De stemmen die vraagtekens plaatsen bij de oliewinning zijn dus zachte stemmen. Zoals die van milieuactivist en onderzoeker Monique Pool, die elke zondagmorgen met een groep vrijwilligers vanaf een klein bootje de dolfijnenpopulatie in brede monding van de Surinamerivierrivier observeert. De af en aanvarende olieschepen verstoren straks het bijzondere ecosysteem in deze delta, zegt ze.
Maar vanwege de nijpende economische situatie is zelfs Pool voorstander van de exploitatie van de olievelden voor de kust. Ze vindt dat opkomende economieën langer fossiele brandstoffen mogen winnen dan de rijke, geïndustrialiseerde landen die er in de vorige eeuw rijk mee geworden zijn. ‘Olie en gas zijn hier in Suriname voorlopig een noodzakelijk kwaad.’
bron: Volkskrant
Abonneer op ons youtube kanaal.
Bedankt voor het kijken en abonneren.
'Suriname Nieuws Centrale'
| snc.com | Door: Redactie