‘Nikkertjes’ uit Suriname na WOII afgedankt: ‘Veteranen leiden onmenselijk bestaan’
| algemeen dagblad | Door: Tonny van der Mee
75 JAAR BEVRIJDINGDe Nederlandse regering wilde in de Tweede Wereldoorlog geen ‘nikkertjes’ in het leger. Toch vochten honderden Surinamers vrijwillig voor de bevrijding van Nederland en Nederlands-Indië. Velen sneuvelden, raakten gewond of waren voor het leven getraumatiseerd. Ze kregen nooit volledige erkenning voor hun loyaliteit.
In een nauwe bocht van de Surinamerivier bij Paramaribo ligt een stille getuige van de Tweede Wereldoorlog. Het wrak van de Goslar, een Duits koopvaardijschip, roest weg op een zandbank. De romp is in tweeën gebroken. Na de Duitse inval in Nederland, op 10 mei 1940, worden in Suriname Duitse schepen in beslag genomen en alle Duitsers
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});
opgepakt. Voor hun arrestatie brengt de bemanning de Goslar tot zinken om de vaargeul te blokkeren. Het schip is nooit geborgen.
Alwin Dors (1924) is 16 jaar als hij het schip ziet kapseizen in de rivier. De oorlog in Nederland houdt Suriname in zijn greep. ,,We volgden al het nieuws’', vertelt Dors, als we hem eind augustus 2019 in Paramaribo bezoeken. ,,En elke maandag moesten we één cent meenemen naar school.‘’
De Surinaamse oorlogsveteraan Alwin Dors (95) vocht in de Tweede Wereldoorlog in
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});
Nederlands-Indië. © Tonny van der Mee
De maandagcentenactie is onderdeel van een grote inzameling van de Surinaamse bevolking. Er wordt 135.000 gulden bijeengebracht, zodat Nederland een Spitfire-gevechtsvliegtuig kan kopen.
Trouw aan Nederland
Meer oorlogsverhalen lees je in ons dossier 75 jaar vrijheid.
Hoewel de oorlog zich ver van Suriname en de Antillen afspeelt, is de schok groot. Het parlement van Curaçao geeft in een telegram aan koningin Wilhelmina uiting aan zijn ‘diepste gevoelens van aanhankelijkheid en trouw’. In Paramaribo verzamelen duizenden mensen zich met vlaggetjes bij het standbeeld van Wilhelmina op het Gouvernementsplein. Zingend beloven ze trouw aan Nederland: ‘Geen leus op aard is meer ons waard dan het Oranje boven!’
De diepgewortelde loyaliteit aan Nederland, de rijkdom aan bauxiet (de belangrijkste grondstof voor aluminium) en de dreiging van nazisympathisanten in de buurlanden Frans-Guyana en Brazilië slepen ook Suriname de oorlog in.
Surinaamse militair van de Prinses Irene Brigade met een krijgsgevangene. © Beeldbank WO2 - NIOD
Twee derde van het bauxiet dat de Amerikanen gebruiken om vliegtuigen te bouwen, komt uit Suriname. De brandstof van de Britse luchtmacht drijft voor 80 procent op de olie van Aruba en Curaçao. ,,De oorlog zal worden gewonnen op de golven van olie en vrachten bauxiet’', zegt premier Gerbrandy.
Suriname heeft slechts een klein leger, bestaande uit een paar honderd beroepsmilitairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), militaire politie en kleine vrijwilligerskorpsen. Langs de kust staan enkele kanonnen die slechts geschikt zijn voor saluutschoten.
Minister-president Pieter S. Gerbrandy (1885-1961) in een radio-toespraak vanuit Londen op 23 september 1941. © Hollandse Hoogte / Spaarnestad
Daarom komen tweeduizend Amerikaanse militairen naar Suriname om de bauxietmijnen en olieraffinaderijen te beschermen. De verdediging wordt versterkt met de oprichting van de Schutterij. De Oranjegezindheid is zo groot dat velen vrijwillig willen meevechten. Ze doen dienst als kanonnier op koopvaardijschepen, jachtpiloot, bij de marine, het KNIL en de Compagnie Vrouwelijke Hulpkrachten.
Prinses Irene Brigade
Vijfhonderd Surinamers melden zich voor de Prinses Irene Brigade. Daar zit de Nederlandse regering niet op te wachten. In de ministerraad van 1 juli 1941 zegt premier Gerbrandy ‘geen nikkertjes’ in het legeronderdeel te willen, omdat de witte dienstplichtigen uit Zuid-Afrika aanstoot zouden kunnen nemen aan de donkere Surinamers.
De Surinaamse militair Guillaume Kranenburg, parachutist bij de Prinses Irene Brigade, plakt bij wijze van traditie zijn kauwgom op de parachute om geluk te brengen. © NIMH
Segregatie in het leger is nieuw voor de Surinamers als ze voor hun opleiding naar de Verenigde Staten en Australië gaan. ,,De Australiërs duldden geen zwarten’', zegt Iwan Dompig in het boek Teken en zie de wereld (2012). ,,Het eerste wat luitenant De Gooyer tegen ons zei was: ‘Gaan jullie niet in de stad, want er is voor jullie als kleurling geen plaats in de stad‘.’’
Uiteindelijk worden vijftien Surinamers toegelaten tot de brigade. Ze krijgen een loodzware training in Canada en Engeland, en nemen in 1944 deel aan de geallieerde invasie in Normandië. ,,We moesten het opnemen tegen de Hitlerjugend’', vertelt Willy Wooter in het boek. ,,Die moesten we in de bunkers uitroeien. Het waren zware gevechten. Daaraan heb ik een trauma overgehouden.’’
Surinaamse militairen oefenen met machinegeweren in opleidingskamp Casino in Australië. © NIMH
In 1944 vertrekken ook twee detachementen Surinaamse oorlogsvrijwilligers naar Nederlands-Indië om daar tegen de Japanse bezetter te vechten. Ze krijgen een korte opleiding in Australië. Onder hen is Alwin Dors. ,,Teken voor Australië en zie de wereld. Dat was de leus van de wervingscampagne’', vertelt Dors. ,,Ik heb me opgegeven. Dat was bijna vanzelfsprekend. In Suriname was verder niks te doen, dus ik had niet veel keus. De leus was een beetje misleidend.’'
Lijken opruimen
De onervaren Surinaamse militairen weten niet wat hen te wachten staat. Ze denken dat ze corveewerk moeten doen, maar worden aan het front voor de leeuwen gegooid. ,,Toen wij hier weggingen, heeft men ons gezegd dat we achter de linies zouden dienstdoen’', zegt John Bottse in het boek. ,,We zouden lijken opruimen en gewonden verzorgen. Toen wij in Australië aankwamen, werden wij door luitenant-kolonel Breemouer verwelkomd. Hij zei: ‘Jullie gaan allemaal, stuk voor stuk, de oorlog in’.’’
Demonstratie zwaardvechten door Surinaamse militairen in opleidingskamp Casino in Australië. © Beeldbank WO2 - NIOD
De Surinamers dragen bij aan de herovering van Tarakan en Balikpapan (Borneo), Morotai (Molukken) en Nieuw-Guinea. Dors: ,,De sfeer was goed, de saamhorigheid groot. Je weet dat het een zaak van leven of dood is. Je moest waakzaam zijn, stelling innemen en boobytraps plaatsen. De Japanners waren heel sluw. Hun verkenners zaten gecamoufleerd met takken in de bomen.’'
KNIL-militair Harry Voss, postuum onderscheiden met de Militaire Willems-Orde, wordt het symbool van de Surinaamse opofferingsgezindheid. Hij wordt door de Japanners opgepakt, gemarteld en geëxecuteerd. Gedrapeerd in een Nederlandse vlag - op eigen verzoek - sterft hij door drie kogels. Zijn laatste woorden: ‘Leve de koningin!’
De Surinaamse militair Alwin Dors die als dienstplichtige in Nederlands-Indië vocht tijdens de Tweede Wereldoorlog. © Tonny van der Mee
Na de capitulatie van Japan worden de Surinamers direct doorgestuurd naar het front in de dekolonisatieoorlog in Indonesië. Tijdens de politionele acties vechten ze onvoorbereid aan Nederlandse zijde tegen Indonesische nationalisten. ,,Sommige Surinamers weigerden te vechten tegen de Indonesiërs omdat Suriname zelf ook een kolonie was’', vertelt Fred van Russel, voorzitter van de Federatie van Oud-Strijders en Ex-Militairen in Suriname.
Waardeloos geld
Voor vertrek uit Suriname was de oorlogsvrijwilligers van alles beloofd. Ze zouden na thuiskomst een oorlogstoelage en gevarentoeslag krijgen, en een vaste baan in het leger. Dat gebeurt niet. Ook kregen de Indië-militairen hun soldij in Japans invasiegeld - biljetten die tijdens de oorlog gedrukt werden - uitbetaald. Dat geld was niets waard.
Fred van Russel (89), Surinaamse oorlogsveteraan (Korea) en voorzitter van de Federatie Oud-Strijders en Exc-militairen in Suriname. © Tonny van der Mee
,,Ze hebben ons bij terugkomst heel veel beloofd’', zegt John Bottse in Teken en zie de wereld. ,,Wij zouden in het leger worden opgenomen, grond krijgen, enzovoort. Op enkelen na werden wij allen afgekeurd voor het leger. Toen hebben een paar van ons de onderscheidingen in een grote envelop gedaan en deze geadresseerd aan Hare Majesteit de Koningin.’’
Fred van Russel laat een stapel brieven zien, die sinds 1980 naar Nederland zijn gestuurd. Naar ministers, veteranenbonden, Kamerleden, een petitie aan koningin Beatrix, een noodkreet aan prins Bernhard.
Delegatie van de Federatie Oud-Strijders en Ex-militairen in Suriname, op bezoek bij Prins Bernhard op Paleis Soestdijk (1981 of 1982). Van links naar rechts: Wilfred van Gom, Prins Bernhard, Fred van Russel en dhr. Herfst. © Privécollectie Fred van Russel
Hij stelt daarin dat veel Surinaamse veteranen een ‘onmenselijk bestaan’ leiden en ‘verkommeren’, omdat ze geen aanspraak kunnen maken op een invaliditeitspensioen, sociale voorzieningen en medische zorg, in tegenstelling tot veteranen met een Nederlands paspoort. De federatie vraagt uitbetaling van achterstallige soldij en toeslagen, een fatsoenlijke uitkering en nazorg.
Geestelijk gestoord
,,Velen onder ons zijn door de oorlogsinspanning geestelijk gestoord geraakt’', schrijft Van Russel in september 1981. ,,Anderen zijn oud geworden en aan hun lot overgelaten. Nabestaanden van gestorven kameraden zijn en worden nog steeds verwaarloosd.’’
De Surinaamse militairen missen op vele fronten erkenning
Jules Rijssen
Persoonlijke gesprekken met minister van defensie Hans van Mierlo en prins Bernhard leveren weinig op. De federatie krijg soms geld van fondsen. Daarmee kopen ze kerst- en voedselpakketten en organiseren een jaarlijkse herdenking op 4 mei bij het monument in Paramaribo.
Papieren gelijkstelling
Pas in 1996 worden de Surinamers in Nederland als veteraan erkend. Ze krijgen een veteranenpas en een eenmalige uitkering voor Indiëveteranen. Verder blijft het bij een papieren gelijkstelling. ,,De Surinaamse militairen missen op vele fronten erkenning’', zegt Jules Rijssen, schrijver van Teken en zie de wereld. ,,Ze werden door Nederland als buitenlanders gezien, niet als onderdanen van het koninkrijk. Suriname is zelf nooit geïnteresseerd geweest in dit vraagstuk. De veteranen zijn aan twee kanten een vergeten groep.’’
Defilé en feest in Paramaribo bij terugkomst Surinaamse militairen uit Nederlands-Indië, 17 februari 1947. © Privécollectie Fred van Russel
Ons bezoek aan Dors en Van Russel is 75 jaar na de landing van de Surinaamse militairen van de Prinses Irene Brigade in Normandië en het vertrek van de oorlogsvrijwilligers naar Nederlands-Indië. Van Russel is nog steeds boos over de behandeling van de veteranen.
,,Ze werden slecht betaald met geld dat niks waard was, kregen geen begeleiding en liepen trauma’s op. Willy Wooter heeft tot zijn dood geprobeerd een gehoorapparaat te krijgen, omdat hij door de oorlog hardhorend was geworden. Ze zijn aan hun lot overgelaten. Het is een belediging en vernedering. Wij hebben voor Nederland gevochten. Ze wachten gewoon tot iedereen is overleden De veteranen zijn doodgegaan met pijn in hun hart.’'
Anderhalve maand na het interview overlijdt Van Russel op 89-jarige leeftijd.
Monument in Paramaribo ter nagedachtenis aan de Surinaamse militairen die in de Tweede Wereldoorlog en in Nederlands-Indië vochten © Tonny van der Mee.
| algemeen dagblad | Door: Tonny van der Mee