
Hoefdraad zal ‘onrechtmatige vervolging’ internationaal aanvechten
| starnieuws | Door: Redactie
Ex-minister Gillmore Hoefdraad van Financiën en Planning neemt ook na de uitspraak van het Hof van Justitie in hoger beroep geen genoegen met het oordeel dat
Hoefdraad vluchtte, maar werd op zijn verjaardag, 17 december 2021 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en een geldboete van SRD 500.000, te vervangen door een extra celstraf van twaalf maanden. Dit vanwege zijn betrokkenheid bij de geruchtmakende corruptiezaak bij de
De voortvluchtige gewezen bewindsman schat zijn kansen op internationaal succes hoog in. Zijn raadsman, Murwin Dubois, zegt in gesprek met Starnieuws dat er internationaal legio voorbeelden bestaan – jurisprudentie van vergelijkbare gevallen – waarbij de rechtmatigheid van vervolging in het voordeel van de verdachte is beslecht, onder andere door het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens. Dubois verwijst vooral naar het zogenoemde Ne Bis in Idem-beginsel: het rechtsbeginsel dat iemand niet tweemaal voor hetzelfde feit mag worden berecht of gestraft nadat een onherroepelijke beslissing is genomen.
Dit beginsel heeft alles te maken met de Wet in staat van beschuldigingstelling politieke en gewezen politieke ambtsdragers en het Orde-reglement van het parlement. Deze wet schrijft voor dat het Openbaar Ministerie eerst een verzoek moet indienen bij het parlement om een ambtsdrager in staat van beschuldiging te stellen. De immuniteit wordt dan opgeheven. Dat gebeurde ook in het geval van Hoefdraad.
De toenmalige procureur-generaal Baidjnath Panday diende bij het parlement een verzoek in tijdens het voorzitterschap van Jennifer Simons en het kabinet-Bouterse II. Het parlement besloot toen Hoefdraad niet in staat van beschuldiging te stellen. Kort na de verkiezingen van mei 2020 diende Baidjnath Panday echter opnieuw een verzoek in, ditmaal bij het nieuwe parlement onder leiding van Marinus Bee, met een regering geleid door Chan Santokhi.
Artikel 56 van het Orde-reglement bepaalt dat een door het parlement genomen besluit niet ongedaan kan worden gemaakt, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden aanwezig zijn die ertoe zouden hebben geleid dat het eerste besluit anders zou zijn genomen. Opmerkelijk is dat Baidjnath Panday in zijn tweede verzoek aan het parlement zelf letterlijk aangaf dat er geen nieuwe feiten waren ten opzichte van het eerste verzoek. Toch werd Hoefdraad, na een heftige politieke discussie in het parlement, in staat van beschuldiging gesteld, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor het OM om hem te vervolgen.
Dat Hoefdraad zijn kansen nu hoog inschat, heeft vooral te maken met het feit dat de internationale politieorganisatie Interpol na een intern onderzoek heeft geweigerd in te gaan op het verzoek van het Surinaamse Openbaar Ministerie om Hoefdraad op te sporen en uit te leveren. Interpol verweet in haar eindoordeel het OM herhaaldelijk te hebben gefaald om originele en gangbare wetgeving te overleggen die de opsporing, aanhouding en uitlevering konden rechtvaardigen. Volgens de statuten van Interpol kan dat slechts wanneer duidelijk is dat het verzoek van het betrokken land rechtmatig is.
Behalve dat Interpol oordeelde dat de tweede in staat van beschuldigingstelling niet kon worden gerechtvaardigd, stoorde de organisatie zich er ook aan dat nog vóór de installatie van het parlement onder leiding van Bee, de toenmalige oppositie – die de verkiezingen had gewonnen – bij monde van Asis Gajadien publiekelijk aankondigde dat, wanneer de procureur-generaal een tweede verzoek zou indienen, het nieuwe parlement dat verzoek zou toewijzen. Dat gebeurde vervolgens ook.
Het eindoordeel van Interpol luidde dan ook dat de opsporing van Hoefdraad politiek gemotiveerd is. Hoefdraad werd van de opsporingslijst verwijderd en Suriname werd verboden gebruik te maken van Interpol-kanalen om de gewezen minister op te sporen.
“Dit alles is precies waar deze civiele rechtszaak in hoger beroep om draaide,” zegt Dubois. “De vraag is – eerst in kort geding, daarna in hoger beroep – aan de rechter voorgelegd om te bepalen of de formele weg is gevolgd bij de vervolging van Hoefdraad. Nu hij niet-ontvankelijk is verklaard, betekent dit dat Hoefdraad ook bij de hoogste nationale rechtsinstantie aan het verkeerde adres is om antwoord op die vraag te krijgen. Dan zal het internationaal maar beantwoord moeten worden,” zegt Dubois.| starnieuws | Door: Redactie