HOF VAN JUSTITIE: BOUTERSE HAD ‘LEVENSLANG’ MOETEN KRIJGEN
| united news | Door: Redactie
Foto: Desi Bouterse.
Ex-legerleider Desi Bouterse had voor zijn aandeel in de Decembermoorden “levenslang” moeten krijgen.
Dit vanwege de aard en ernst van de misdrijven waarvoor hij werd aangeklaagd en veroordeeld. Ook het feit dat hij nimmer spijt heeft betuigd en ook nooit excuses heeft aangeboden aan de nabestaanden van de vijftien mannen die onder zijn leiding op 8 december 1982 zijn doodgeschoten door militairen is reden genoeg om hem voor de rest van zijn leven achter tralies te zetten.
Uiteindelijk is besloten de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig jaar vanwege zijn “hoge leeftijd” en omdat dit de hoogste
Bouterse (78) en de medeverdachten Stephanus Dendoe, Benny Brondenstein, Iwan Dijksteel en Ernst Gefferie werden veroordeeld voor hun aandeel bij de voormelde levensberovingen. Geen van de vijf mannen was aanwezig bij de uitspraak. Bouterse kreeg twintig jaar, de vier andere mannen elk tot vijftien jaar onvoorwaardelijk.
“Het vervullen van hoge staatsrechtelijke functies ontheft
Rechter Dinesh Sewrattan, die de driekoppige rechtbank leidde en werd geflankeerd door zijn collega Anand Charan en kolonel Dennis Kamperveen, deed er ruim een uur en een kwartier over om het vonnis tegen Bouterse uit te spreken. “Verdachte heeft gewetenloos beslist over leven en dood”, las Sewrattan voor. Door zijn strafbare handelingen heeft hij wezen en weduwen gemaakt en “blijvend” leed veroorzaakt.
Het HvJ ging ook in op de impact die de Decembermoorden op de Surinaamse samenleving en nabestaanden van de slachtoffers heeft gehad en de factoren die ertoe hebben geleid dat de strafzaak zestien jaar heeft geduurd. Er werd op gewezen dat sinds de misdrijven zijn gepleegd 41 jaren zijn verstreken. De nabestaanden hebben “engelengeduld” gehad en sommige van hen hebben de dag van vonniswijzing niet meer meegemaakt omdat ze intussen zijn overleden.
Het HvJ constateerde dat het gerechtelijk vooronderzoek onder zeer moeilijke omstandigheden heeft plaatsgevonden, maar ook de juridische tactiek van Bouterse en zijn proceshouding hebben bijgedragen aan de vertraging. Daarnaast heeft De Nationale Assemblee geïntervenieerd met een omstreden Amnestiewet en heeft Bouterse in de hoedanigheid van president op basis van artikel 48 van de Grondwet de toenmalige procureur-generaal opgedragen de strafzaak te stoppen. Maar ook de structurele onderbezetting bij de rechterlijke macht heeft, aldus het HvJ, ertoe bijgedragen dat het strafproces lang heeft geduurd.
De rechtbank gaf aan zich te kunnen terugvinden in de overwegingen van de Krijgsraad in het vonnis in eerste aanleg van 29 november 2019, waarbij Bouterse tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig jaar werd veroordeeld en het verzet vonnis van 30 augustus 2021 waarbij hem dezelfde straf werd opgelegd. Daarom werd het eerdere vonnis “bekrachtigd”, want ook het HvJ vindt “twintig jaar passend en geboden” als strafmaat.
Het HvJ heeft de vordering van het Openbaar Ministerie (OM) voor gevangenneming verworpen, omdat niet is onderbouwd waarom dit noodzakelijk zou zijn en ziet geen koppeling tussen strafeis en gevangenneming. Daar het vonnis nu “kracht van gewijsde” heeft, dient het OM, aldus de rechtbank, de bestaande wettelijke regels en procedures te gebruiken om ervoor te zorgen dat de opgelegde straf ten uitvoer wordt gelegd. Intussen heeft het OM donderdagmiddag laten weten dat het in overleg gaat met de veroordeelden en hun advocaat “om de dag en datum van de ten uitvoerlegging van de opgelegde straf vast te stellen”.
Bij het uitspreken van het eindoordeel ging de rechtbank met een stofkam door de strafbare feiten en het verweer van de verdachte en zijn advocaat Irvin Kanhai. Zowel getuigenverklaringen van medeverdachten als van andere personen en handelingen die zijn verricht alsook Bouterse’ s eigen verklaringen werden tegen het licht gehouden. Daaruit ontvouwde zich het plaatje van een weldoordachte en goed voorbereide actie, puur om behoud van macht, critici van het toenmalige militaire bewind door middel van moord, uit te schakelen.
Er werd een draaiboek gemaakt wat zou worden gedaan en welke personen moesten worden opgepakt. In totaal werden het er zestien, van wie vijftien zijn doodgeschoten, maar de dodenlijst was veel langer. Een aantal mensen zijn niet gevonden omdat zij zich onvindbaar hadden gemaakt. Als onderdeel van de operatie werden door de ‘Groep van Zestien’ die in februari 1980 via een coup aan de macht was gekomen met enkele vertrouwelingen nieuwe vuurwapens uitgetest tijdens een schietoefening in de ‘OP Savanne’ nabij Zanderij daags vóór de moorden.
Bouterse bestreed in zijn verweer bij het HvJ dat er bij de levensberovingen sprake was van voorbedachte rade waar hij van beschuldigd werd door het OM en waarvoor hij door de Krijgsraad was veroordeeld. Ook zijn bij de eerdere vonniswijzing ontlastende verklaringen van de getuigen Henk Venoaks en Van Haperen niet gebruikt, vond hij.
Volgens Bouterse was er sprake van een op handen zijnde invasie van buitenlandse huurlingen die eigenlijk al aan de gang was en gesproken kon worden van een “oorlogssituatie.” Onder die omstandigheden kon er dus nimmer sprake zijn van “kalm beraad” van zijn kant, zoals de beschuldiging van het OM luidde. Hij zei ook dat ten tijde van de levensberovingen het commando in Fort Zeelandia in handen was van bataljonscommandant Paul Bhagwandas, nu wijlen.
Het was volgens Bouterse nimmer de bedoeling om de gearresteerde mannen om het leven te brengen. Ze zouden per vliegtuig naar het buitenland worden vervoerd en daartoe had hij Venoaks, die de verbindingslijn tussen de toenmalige regeringsleiding en de SLM was, opdracht gegeven een vliegtuig van de SLM gereed te maken.
Echter, Venoaks heeft onder ede verklaard dat hij nimmer een dergelijke opdracht van Bouterse had gekregen. “Ik heb absoluut geen opdracht van Bouterse gekregen om een vliegtuig beschikbaar te houden”, luidde zijn verklaring. Het HvJ vond het scenario, dat de latere slachtoffers uit het land zouden worden gezet, niet aannemelijk.
De verklaringen van Van Haperen werden niet relevant bevonden, omdat deze getuige heeft verklaard niets af te weten van wat op 7, 8 en 9 december 1982 in Fort Zeelandia is gebeurd. Alles wat hij over de moorden wist was wat hij vanuit de media had vernomen.
Volgens het HvJ was er wel sprake van voorbedachten rade bij Bouterse. Aangegeven werd dat vanaf het moment dat hij had besloten de “bruggenhoofden” uit te schakelen, het laten ophalen van deze personen en het doodschieten, voldoende tijd was om erover na te denken en zichzelf rekenschap te geven van zijn handelen. Bouterse was de leider en het draaiboek had zijn zegen.
Voorbedachte rade was volgens het HvJ ook aangetoond, omdat gelet op de uitspraken van ondergeschikte militairen in Fort Zeelandia bij het behandelen van de latere slachtoffers, het bij hun duidelijk was dat de mannen zouden worden doodgeschoten. Advocaat Eddy Hoost bijvoorbeeld werd voorgehouden dat hij geen water zou krijgen toen hij daarom vroeg. Het geven van water aan iemand die zou worden doodgeschoten zou het vermorsen van water betekenen werd hem voorgehouden.
De vrouw van één van de arrestanten werd door een militair die als wacht bij haar woning was achtergelaten voorgehouden dat ze niet hoefde te treuren omdat ze nog jong was en een nieuwe man zou vinden. “Je man wilde president worden. Misschien is hij nu met de anderen al in de hemel of de hel”, werd haar gezegd.
In alle handelingen en acties die tussen 7 en 9 december 1982 hebben plaatsgevonden is, aldus het HvJ, onomstotelijk aangetoond dat Bouterse een “nauwe en bewuste samenwerking” heeft gehad met anderen om de levensberovingen te plegen. Hij zou tijdens zijn verhoor ook zelf hebben verklaard dat de toenmalige legerleiding niet over één nacht ijs is gegaan bij de voorbereiding van het draaiboek.
Bhagwandas had gerapporteerd dat de mannen op de vlucht waren doodgeschoten. Hoewel Bouterse had verklaard dit niet te geloven, had hij dit toch als officiële verklaring aan de regering gegeven. Deze verklaring werd op 10 december 1982 door hem op televisie aan de samenleving voorgehouden. Het HvJ neemt ook dit Bouterse zeer kwalijk.
Voorts vindt de rechtbank verklaringen van Bouterse dat inspecteur Doorson onderzoek had gedaan naar de Decembermoorden en het dossier in bewaring had gegeven bij De Surinaamsche Bank en twee exemplaren had afgestaan aan het Openbaar Ministerie ongeloofwaardig. Toenmalig procureur-generaal René Reeder en toenmalig commandant van de Militaire Politie, Ramon Abrahams, hebben bij de rechter-commissaris verklaard dat zij nimmer een dergelijk onderzoek hadden gedaan. “Niemand heeft mij gevraagd om een onderzoek in te stellen. En voor zover ik weet hebben leden van de Militaire Politie dat ook niet gedaan. In ieder geval is dit niet gebeurd tot de dag van 16 januari 1983 toen ik op eigen verzoek de dienst heb verlaten”, verklaarde Abrahams.
Reeder wist ook niks van enig onderzoek. “Indien Doorson verklaart dat hij drie dossiers heeft aangelegd, waarvan twee exemplaren op het parket zijn achtergebleven en één exemplaar in bewaring is gegeven aan de toenmalige directeur van De Surinaamsche Bank, de heer Brahim, dan verbaast mij dit ten zeerste, omdat zoals eerder verklaard in mijn opdracht geen onderzoek is ingesteld, waardoor nog minder kan worden gesproken van dossiers.
Mij wordt voorgehouden dat Brahim heeft verklaard dat hij een dossier had gekregen van Doorson en dat het later is verdwenen. Er was geen dossier! Ik was te bang om zo’n onderzoek in te stellen. Het was een onmogelijke taak om zo’n onderzoek in te stellen. We waren bang voor de repercussies”, verklaarde Reeder tijdens het gerechtelijk vooronderzoek bij de rechter-commissaris.
De verklaring van Bouterse dat hij destijds ook zelf het OM heeft benaderd om een onderzoek in te stellen, werd onder de loep genomen. Dat schriftelijk verzoek is pas achttien jaar na de moorden gedaan bij toenmalig procureur-generaal Helouise Rozenblad, zei het HvJ.
Ook zijn verweer dat hij slechts de politieke verantwoordelijkheid voor de moorden draagt, omdat hij destijds de “hoogste feitelijke gezagsdrager” was, werd terzijde geschoven door de rechtbank. “Het hof overweegt ten aanzien hiervan dat deze stelling niet opgaat. Het vervullen van hoge staatsrechtelijke functies ontheft betrokkenen niet van hun strafrechtelijke aansprakelijkheid indien zij strafbare feiten plegen en zeker niet als zij zich schuldig maken aan ernstige mensenrechtenschendingen”, zei rechter Sewrattan.
Tenslotte werd opgemerkt dat tijdens de terechtzitting en uit het bewijsmateriaal op geen enkele wijze is gebleken dat de latere slachtoffers met ondersteuning van Nederland of een ander land bezig waren met het omverwerpen van Bouterses regering. Sewrattan: “En mocht daadwerkelijk uit een daartoe ingesteld justitieel onderzoek zijn gebleken dat de slachtoffers dergelijke plannen hadden, dan had het voor de hand gelegen hen strafrechtelijk daarvoor te doen vervolgen door het Openbaar Ministerie.”
Ook zijn er geen feiten en omstandigheden gevonden die de strafbaarheid van de handelingen van Bouterse uitsluiten. Daarom luidde het eindoordeel: schuldig!
UNITEDNEWS
| united news | Door: Redactie