Er is veel dat ontroert aan de Grote Suriname-tentoonstelling
| Volkskrant.nl | Door: Redactie
Er is veel dat ontroert aan de Grote Suriname-tentoonstelling die vanaf dit weekend te zien is in de Grote Kerk in Amsterdam Dat buiten de toeristenstroom over de Dam kolkt, terwijl binnen de grietjebie roept – haar roep staat op band, want echte vogeltjes hebben de samenstellers niet laten overvliegen.
Dat er registratiekaarten liggen van Indiase contractarbeiders, opgemaakt in Calcutta. Mannen en vrouwen die zich hadden laten ronselen voor werk en de belofte van geld en grond aan de andere kant van de wereld toen het na de afschaffing van de slavernij in Suriname steeds moeilijker werd om genoeg werkhanden te
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});
vinden op de plantages.
Sommigen klaagden achteraf dat ze waren misleid, dat niemand ze had verteld dat ze in hun nieuwe land op het veld moesten werken, maar teruggaan was nauwelijks een optie, dus bleven ze.
Dat er immigratiekaarten liggen van Javaanse contractarbeiders die scheep gingen in Batavia, honderd jaar geleden, nadat Gandhi de verdere export van Indiërs had verboden omdat hij vond dat hun eigen land ze nodig had. Op de kaarten staat aangekruist waar de Javanen geschikt voor waren bevonden: veldwerk, fabrieksarbeid.
Er zijn mensen uit alle denkbare werelddelen naar dat land toe gesleept, in verschillende gradaties van onvrijwilligheid. Surinamers vertellen
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});
elkaar graag hoe gelukkig en harmonieus ze desalniettemin zijn gaan samenleven. Ze wijzen graag een beetje schamper naar buurland Guyana waar Hindostanen en creolen elkaar wél de hersens insloegen, ze praten veel over broederschap, en in elke reisgids drukken ze een foto af van de grote moskee die naast de synagoge staat, middenin het centrum van Paramaribo – kijk dan hoe verdraagzaam, nooit ruzie hier.
Het is de grote verdienste van de Grote Suriname-tentoonstelling dat ze voorbij deze folklore kijkt en dat het hart van de tentoonstelling is ingeruimd voor een grote tragedie die Surinamers elkaar hebben aangedaan, er was geen koloniaal voor nodig: de massamoord in 1986 in het dorp Moiwana op ten minste 39 mannen, vrouwen en kinderen tijdens de burgeroorlog in de jaren tachtig.
De grote Surinaamse kunstenaar Marcel Pinas – de Volkskrant schreef vrijdag terecht al lovend over hem en over zijn werk – als marron behorend tot een bevolkingsgroep die langdurig is achtergesteld en waar stadsmensen jarenlang diep op hebben neergekeken, maakte er een installatie over waarnaar je lang kan kijken. 39 stoelen met hoezen in rouwkleuren aan een lange tafel gedekt met 39 borden die bedrukt zijn met flarden van krantenartikelen over deze oorlogsmisdaad.
De slachting in Moiwana is vermoedelijk gepleegd door soldaten van de toenmalige legerleider Desi Bouterse die op zoek waren naar de rebellenleider Ronnie Brunswijk. Het vermoeden was dat hij zich ophield in de buurt van Moiwana, een marron-dorp in het bos. Bouterses voormalige lijfwacht had zich tegen zijn baas gekeerd – niet uit nobele bevrijdersmotieven overigens, maar uit motieven van meer economische aard. Het dorp had geweigerd Brunswijk te verraden. De daders en de opdrachtgevers zijn nooit vervolgd, zoals wel meer niet altijd vanzelfsprekend vervolgd wordt in Suriname.
Pinas gebruikte grofkorrelige krantenfoto’s van lijken in de bak van een pick-uptruck, krantenartikelen waarin de klinische feiten staan opgesomd, beelden van Ronnie Brunswijk. Nu pas valt op hoe jong hij toen was: nog maar net 25. Hoe jong al die mannen waren die in de jonge republiek Suriname met wisselend succes op zoek gingen naar nieuwe manieren van samenleven.
Dat dit 33 jaar later te zien is, midden in Amsterdam, op een steenworp afstand van het graf van Michiel de Ruyter, is meer dan ontroerend.
| Volkskrant.nl | Door: Redactie