• zondag 24 November 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Surinaamse jungle wijkt voor oliepalmplantage

| trouw.nl | Door: Pieter van Maele

REPORTAGE President Desi Bouterse zoekt manieren om de lege schatkist van Suriname te spekken. Een Chinese investeerder mag duizenden hectaren regenwoud kappen voor een oliepalmplantage.

De hakbijl van Marinus Apinsoea klieft de lucht en meteen daarna het brandhout dat vlak voor zijn voeten ligt. Vier houtblokken, meer is er niet nodig om het vuur te maken waarmee een enorme teil vol cassavemeel zal veranderen in een stapel broden. Genoeg om zijn halve familie te voeden. “Wij overleven dankzij het bos waarin we wonen. We jagen erin, hebben er onze landbouwgronden en gebruiken het hout om huizen te bouwen en vuur te maken.

We zijn dus erg zuinig op het bos”, vertelt Apinsoea bezorgd. “Het kan toch niet dat dit straks allemaal wordt gekapt?”

Hij is lang niet de enige ongeruste inwoner van Ovia Olo, een dorpje met driehonderd inwoners in het oosten van Suriname, diep verscholen in het regenwoud. Vorig jaar bereikte de regering van president Desi Bouterse een overeenkomst met China Zhong Heng Tai Investment, de Surinaamse poot van een investeringsmaatschappij uit Peking. Het bedrijf kreeg groen licht om op amper tien kilometer van Ovia Olo een gigantische oliepalmplantage neer te poten. 40.000 hectare regenwoud mag kaalgekapt worden; een gebied tweemaal zo groot

als Amsterdam. 

Enthousiasme weg

“Jaren geleden heeft een delegatie van China Zhong Heng Tai Investment ons dorp bezocht. Aanvankelijk waren we blij met hun komst, want ze beloofden dat ze lokale mensen in dienst zouden nemen”, zegt Antonius Djoekastioe, lid van het dorpsbestuur van Ovia Olo. “Maar toen we hoorden hoe enorm groot het gebied is dat ze mogen kaalkappen, was ons enthousiasme helemaal weg. Waarom gaan onze regeringen steeds weer in zee met buitenlanders die rijk worden van onze natuurlijke rijkdommen, terwijl de lokale bevolking arm achterblijft?”

China Zhong Heng Tai Investment lijkt inderdaad zijn slag te hebben geslagen. De kassa rinkelt straks tweemaal: eerst door het gekapte hardhout te exporteren naar China, vervolgens door de opbrengsten daarvan te herinvesteren in de exploitatie van een palmolieplantage. Hierover onderhandelde het bedrijf vanaf 2002 met opeenvolgende Surinaamse regeringen. Een eerste overeenkomst uit 2004, toen nog gesloten met de regering-Venetiaan, werd op de lange baan geschoven na maandenlange maatschappelijke ophef over de voorgenomen houtkapactiviteiten. Volgens talloze critici was het de Chinezen er vooral om te doen snel geld te verdienen met de verkoop van het gekapte hout, en waren er te weinig garanties dat er daarna daadwerkelijk een palmolieplantage zou verrijzen.

De huidige president Desi Bouterse zette in maart 2016 het licht definitief op groen voor het plan. Opmerkelijk genoeg is het oorspronkelijk plan, waar destijds de partij van Bouterse tegen was, nauwelijks gewijzigd. Maar nu worstelt Suriname met een enorme economische crisis en de schatkist is zo goed als leeg. “Wij zijn overeengekomen dat China Zhong Heng Tai Investment tien procent van zijn omzet zal afdragen aan de staat. Daarnaast zal het flink wat belastingen betalen en honderden Surinamers in dienst nemen”, verzekert minister Soeresh Algoe van landbouw, partijgenoot van Bouterse. “Ten slotte betekent de lokale productie van plantaardige olie dat we die niet langer hoeven te importeren, wat ons opnieuw geld bespaart.” Bovendien mag het bedrijf niet alle 40.000 hectare ineens kappen. Dat moet gefaseerd gebeuren, waarbij boswachters toezicht zullen houden. Algoe: “Als we het bedrijf erop betrappen dat het hier alleen is om ons hout, dan moeten ze meteen weer vertrekken”.

Geen milieustudie

Dat neemt niet weg dat, als alles volgens planning verloopt, de komende zeven à twaalf jaar wel degelijk 40.000 hectare Surinaams regenwoud zal worden kaalgekapt door China Zhong Heng Tai Investment. Algemeen directeur Liu Jiang laat via een medewerker weten dat hij een gesprek met de pers momenteel ‘niet raadzaam’ vindt. Zo blijft onbekend hoe het bedrijf denkt de impact op biodiversiteit en bodem van zijn activiteiten te minimaliseren. Als het daarover überhaupt heeft nagedacht, want een al in 2003 beloofde milieustudie blijkt nooit te zijn gemaakt. En onder welke arbeidsvoorwaarden is het Chinese bedrijf van plan Surinamers aan te werven? Ook daarover klinkt kritiek. “Ik ben acht maanden lang bij hen in dienst geweest. Het werk op de plantage was zwaar, en toch werd ons maar zestig Surinaamse dollar (zeven euro) per volle werkdag betaald”, vertelt Kenneth Café, die vlakbij de concessie woont. “Nadat ik even ziek was geweest, kreeg ik te horen dat ik voor die gemiste werkdagen niet zou worden betaald.”

Meerdere spelers

Als het van de regering-Bouterse afhangt, blijft het trouwens niet bij deze ene plantage. Ook met een Indiaas bedrijf wordt over een in omvang gelijksoortig project vlakbij het inheemse dorp Apoera, in het westen van Suriname onderhandeld. Ook een bedrijf uit Maleisië zou interesse hebben voor ‘minstens 10.000 hectare’.

“We zien het vaak dat wanneer er ergens eenmaal een palmolieproducent actief is, er zich in dat land vervolgens meerdere spelers vestigen”, vertelt Rudi van Kanten, programmadirecteur van Tropenbos International in Suriname, een Nederlandse ngo die ijvert voor een beter beheer van tropische bossen. “Een enkele palmolieplantage hoeft voor Suriname nog geen probleem te zijn, maar laat het dan wel bij één plantage blijven. Anders is het hek van de dam, en gaan we al snel richting een ontbost oppervlak van 100.000 hectare. De jarenlange ambitie van Suriname om in ruil voor zijn minimale ontbossing in aanmerking te komen voor financiële compensaties van de Verenigde Naties, komt dan onvermijdelijk op de tocht te staan.” 

Ontwikkelingshulp

Het is niet voor het eerst dat Suriname heil ziet in de Elaeis guineensis, de oliepalm waarvan de olie uit de vruchten kan worden gebruikt in margarine en frituurolie, of als grondstof voor zeep en biodiesel. Tussen 1975 en 1980 werd eveneens vlakbij Ovia Olo al eens 10.000 hectare aan oliepalmen geplant, een project dat werd opgezet met Nederlandse ontwikkelingshulp.

In de jaren tachtig gingen de plantages echter reddeloos verloren, eerst door ziekten, daarna door de burgeroorlog tussen guerrillastrijder Ronnie Brunswijk en legerleider Desi Bouterse die in het gebied werd uitgevochten.

| trouw.nl | Door: Pieter van Maele