• zaterdag 28 September 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

TEXELS SCHEEPSWRAK MET EEN SURINAAMS TINTJE

| united news | Door: Redactie

Foto compilatie: Negentienjarige archeologiestudent Liam Tran Schepen bij de rede van Texel. Illustratie: Rijksmuseum van Amsterdam | Auteur: Armand Snijders.

Bij het Nederlandse eiland Texel in de Waddenzee liggen honderden scheepswrakken. De meeste zijn nog niet geïdentificeerd.

Maar dankzij de merktekens op vaten in het ruim van een van deze wrakken aanvullend onderzoek in de archieven, is de negentienjarige archeologiestudent Liam Tran erin geslaagd recent een schip te identificeren en het verhaal ervan te reconstrueren.

Het blijkt te gaan om ’t Hart, een schip dat in augustus 1751 in Suriname was geladen met koffie, suiker en cacao van plantage Sardam. Drie maanden later, om

precies te zijn op 26 november 1751, verging het voor de Texelse kust. Tijdens de Gouden Eeuw vergingen overal ter wereld honderden schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie.

Bij Texel bevinden zich veel historische scheepswrakken in de Waddenzee en de aangrenzende Noordzee, van vaartuigen die in de loop der tijd in het woelige water zijn vergaan. Vaak liggen schip en lading al eeuwenlang goed geconserveerd onder een dikke laag zand en slib. Soms zorgt de dynamiek van wind en water dat wrakken van eeuwenoude schepen weer aan de oppervlakte komen. Systematisch archeologisch onderzoek kan dan een fascinerend

beeld van een stukje maritieme geschiedenis opleveren.

In de jaren tachtig werd bij Burgzand, een ondiepte ten oosten van Texel, een scheepswrak aangetroffen met verschillende vaten. Die bleken gemaakt van Zuid-Amerikaans hout en de lading bevatte koffie, cacao en suiker. Het wrak werd BZN4 genoemd, naar het Burgzand waarop het zonk. Hoe het schip heette, waarom het was gezonken en wat er met de bemanning is gebeurd, was volstrekt onduidelijk.

De lading van het schip, de vaten dus, vertelde echter wel meer. Op deze vaten zijn tekens ingekerfd en brandmerken geplaatst. Het gaat om lettercombinaties, monogrammen en pictogrammen. Dit zijn merktekens van handelaren en deze stonden gewoonlijk voor de verzender of ontvanger van een product. Het zijn dus eigenlijk handtekeningen van de handelsgeschiedenis. Een handtekening kan je koppelen aan een persoon en daarmee aan een locatie en periode.

Met deze ‘handtekeningen’ ging student Liam Tran aan de slag in de archieven en beetje bij beetje vormden ze de sleutel voor de identificatie van het schip. Merktekens op handelsgoederen zijn aangetroffen in notariële aktes, voornamelijk in inventarissen en verklaringen. Deze verklaringen werden opgesteld wanneer iemand bijvoorbeeld ontevreden was met een product of transactie. Als een deel van de lading beschadigd, van slechte kwaliteit of gestolen was, kon het belangrijk zijn de merken in de verklaring te vermelden. Hiermee werd duidelijk wie of wat met de lading in kwestie verbonden was.

Meerdere merktekens die zijn aangetroffen op de vaten in het ruim van scheepswrak BZN4 konden via de notariële archieven gelinkt worden aan de handel in Surinaamse plantageproducten.

In de Surinaamse en Amsterdamse archieven werden verschillende merktekens aangetroffen, die erop wijzen dat het schip tussen 1747-1756 in Suriname geladen moet zijn. Waaronder het merkteken ‘AB’. Dat was het eerste overeenkomende merkteken dat Liam op het spoor bracht van de identificatie van BZN4.

Dat was een stap in de goede richting. Maar hoe identificeer je een scheepswrak? Er is geen scheepsbel met een scheepsnaam en ook geen kist met daarop de naam van de kapitein aangetroffen. Wat overblijft is een houten schip, met lastig in te schatten verhoudingen, die op honderden andere schepen uit dezelfde periode lijkt. Maar aangezien merktekens in archieven terug te vinden zijn, vormden ze de sleutel voor de identificatie van dit schip.

Merktekens op handelsgoederen zijn aangetroffen in notariële aktes, voornamelijk in inventarissen en verklaringen. Deze verklaringen werden opgesteld wanneer iemand bijvoorbeeld ontevreden was met een product of transactie. Als een deel van de lading beschadigd, van slechte kwaliteit of gestolen was, kon het belangrijk zijn de merken in de verklaring te vermelden. Hiermee werd duidelijk wie of wat met de lading in kwestie verbonden was.

Liam had nu een locatie en een periode, maar daarmee had hij het schip nog niet geïdentificeerd. Dat verliep moeizaam, maar de aanhouder wint. Hierbij hielpen uiteindelijk de notariële scheepsverklaringen die in de archieven lagen opgeslagen. Daarin beschrijven bemanningsleden de reis van het schip van begin tot eind, in het bijzonder de problemen die ze aan boord ervaren. Het kan gaan om leeggelopen vaten, heftige stormen en kapers. Maar ook om gestrande en gezonken schepen.

 Eén schip viel op tussen de verklaringen: het fregatschip ’t Hart. Dat was in augustus 1751 in Suriname beladen met koffie, suiker en cacao. Op 26 november 1751 verging het voor de Texelse kust. De lading, verhoudingen, locatie en periode van het wrak kwamen overeen met het gevonden scheepswrak BZN4. Registraties van de inlading in Suriname bevatten bovendien meerdere merken die terug te vinden zijn op de gevonden vaten bij BZN4.

‘t Hart zonk bij de Rede van Texel na een reeks ongelukkige gebeurtenissen in de late middag van 26 november 1751: het schip liep vol na een stranding en er was een felle wind. Het schip zonk te snel en er was te weinig ruimte aan boord van de lichter om alle lading en bemanning te redden. Zeven opvarenden – de oud-kapitein, de meester, de kok, de zeilmaker, twee matrozen en een passagier – bleven achter en overleefden de reis niet.

’t Hart bleek vooral lading van de plantage Sardam aan boord te hebben. Sardam is een voormalige suikerplantage aan de boven-Cottica. De plantage werd in de Surinaamse volksmond ook wel Friti genoemd, naar de eerste eigenaar Raad Wriedt. De plantage was gelegen aan de boven-Cottica, stroomopwaarts grenzend aan suikerplantage Hamburg, stroomafwaarts aan koffieplantage Constantia. Het was ten tijde van het vergaan van ’t Hart zevenhonderd hectare groot.

Het merkteken JPV SD stond in de vaten op het schip ingekerfd. Dat stond voor Jan Pieterse Visser en zijn plantage Sardam. Het merk werd gebruikt van 1747, toen hij dankzij een huwelijk de plantage overnam, tot zijn overlijden in 1756, toen zijn weduwe hertrouwde. De plantage bleef lange tijd winstgevend en bezat een eeuw later zelfs een stoomgedreven suikermolen. In 1863 werden volgens de overlevering 237 slaven op de plantage vrijgemaakt.

UNITEDNEWS

 

 

 

| united news | Door: Redactie