Zij maakt zich sterk voor inheemse Surinamers: ‘Onze bescheidenheid werkt in ons nadeel’
| het parool | Door: Patrick Meershoek
Ook in Nederland wordt maandag Ingi Dey gevierd, de Dag der Inheemsen. Diana Vlet (49) maakt zich sterk voor de oorspronkelijke bewoners van Suriname. ‘We moeten gehoord worden.’
Activist tegen wil en dank. Het ligt niet in de aard van inheemse Surinamers om eens even flink aan de bel te trekken, zegt Diana Vlet, maar soms moet het. “We zijn van nature bescheiden. We zijn trots op onze cultuur en geschiedenis, maar lopen er niet mee te koop. Dat heeft niet in ons voordeel gewerkt. We hebben geen podium en geen macht. Niet in Suriname, maar ook niet
Die stem klinkt luid en duidelijk. De 49-jarige Vlet is verbonden aan de Amazonewerkgroep van de stichting Global Human Rights Defence, die zich sterk maakt voor de rechten van de naar schatting 20.000 inheemsen in Suriname. In haar woonplaats Zoetermeer zorgde ze ervoor dat tijdens Keti Koti, de viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli, ook aandacht werd geschonken aan de inheemsen die in de zeventiende eeuw als
Vergeten geschiedenis
Het is een vergeten hoofdstuk in de geschiedenis, stelt Vlet. “De herdenking van het slavernijverleden is vooral een zwarte aangelegenheid. Over de rode slaven wordt niet of nauwelijks gesproken, terwijl de inheemsen de eersten waren die in verzet kwamen tegen de kolonisator. Dat leidde in 1686 tot een vredesverdrag met gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Daarbij werd afgesproken dat er op de plantages geen gebruik meer zou worden gemaakt van inheemsen. Dat is door onze voorouders afgedwongen.”
Nog zo’n historisch wapenfeit: het waren de inheemsen die de gevluchte Afrikaanse slaven in het binnenland opvingen en leerden hoe ze in het bos konden overleven. Deze zogenoemde marrons vestigden zich in eigen dorpen in het oerwoud en vormen eeuwen later met meer dan 120.000 mensen de derde bevolkingsgroep van Suriname.
Anders dan de inheemsen hebben de marrons stevige politieke macht verworven, met zelfs een vicepresident in de persoon van Ronnie Brunswijk. De oude vriendschap heeft de inheemsen nog weinig opgeleverd, ziet Vlet.
Die vergeten geschiedenis onder de aandacht brengen is een van de kerntaken van de Amazonewerkgroep. “Er zijn plannen om samen met het Nationaal Archief in Paramaribo onderzoek te doen naar de rol die inheemsen hebben gespeeld in Suriname. En ook naar wat de mensen door de eeuwen heen is aangedaan.”
Toen de Engelsen en Nederlanders in de zeventiende eeuw voet aan land zetten, leefden er naar schatting 120.000 inheemsen. Vandaag de dag wordt hun aantal dus geschat op 20.000 mannen, vrouwen en kinderen, verdeeld over negen stammen.
In de strijd om de macht in Suriname hebben de oorspronkelijke bewoners altijd aan het kortste eind getrokken. “Suriname is rijk aan goud en hout. Dat gaat allemaal het land uit. Dat was vroeger zo en dat is nog steeds zo,” zegt Vlet. “Maar van wie is dat goud en hout? Het Inter-Amerikaanse Hof heeft Suriname in 2016 opgedragen om grondrechten over te dragen aan de inheemsen. Daar zitten we nog steeds op te wachten. Ondertussen gaat de roof door. In mijn jeugd reden de vrachtwagens af en aan om hout te halen. Dat is niet veranderd.”
Cultuurshock
Vlet bracht haar jeugd door in Bernharddorp, in de jaren zeventig nog een klein dorp van enkele honderden inheemse Surinamers in het district Para. Alle elementen van de smeltkroes Suriname kwamen daar samen. Op een prominente plaats in het dorp hing een foto van prins Bernhard, op school kreeg Vlet opdracht een opstel te schrijven over ijspret, maar ze leerde ook hoe ze brood moest maken van cassave en een hangmat kon vlechten van de vezels van een plant met de naam tibisiri.
Een inheemse opvoeding in een koloniaal decor, met één been in de traditie en de andere in de moderne tijd. “Alles wat in de loop van de eeuwen naar Suriname was gebracht, had een plek,” vertelt Vlet. “We vierden Sinterklaas en keken uit naar de Elfstedentocht. Tegelijkertijd gingen de vaders ’s nachts op jacht en maakten de moeders een alcoholische drank van cassavebrood. Dat gebeurde nog op de traditionele manier door op het brood te kauwen en daarna te laten vergisten. De eerste dag is het lekker zoet, daarna wordt het gevaarlijk sterk.”
Een deel van de negen inheemse stammen woont aan de Surinaamse kust en een deel in het binnenland. Vlet is dochter van een Lokono-moeder en een Warraus-vader. “Mijn vader was handig, mijn moeder was een echte ondernemer. Zij kon van een gulden een tientje maken. Ze liet mijn vader een bar bouwen met een zaal die werd verhuurd voor feesten en kerkdiensten. We hadden kostgrondjes waar cassave, ananas en bananen werden verbouwd. Van de opbrengst van de ananassen is mijn ticket betaald.”
In 1986 stapte Vlet op het vliegtuig naar Nederland, met de bestemming Den Haag. “Ik was veertien jaar en wist niet wat me overkwam. Het was een cultuurshock. Het hielp niet dat we in de herfst kwamen: alles was koud en grauw. Het huis voelde ook heel klein. In Suriname waren we gewend om de hele dag buiten te spelen en dat kon hier niet. De hondenpoep op de stoep, dat herinner ik me ook nog goed. In het begin heb ik erg veel last gehad van heimwee, maar dat is met de tijd overgegaan.”
Hoeders van de aarde
Nu woont Vlet met haar gezin in Zoetermeer. Haar inheemse afkomst is ze al die jaren blijven koesteren, ook in de opvoeding van haar twee kinderen. “De jongste gaat graag mee naar bijeenkomsten, ook in traditionele kleding. De oudste heeft een Nederlandse vriendin en heeft ook andere interesses. Maar hij luistert wel mee. Als we thuis een feestje hebben, vraag ik de gasten om een kalebas mee te nemen. Anders krijgen ze een glas van mij. Plastic bekers komen het huis niet in. Inheemsen zijn de hoeders van de aarde.”
Ook het contact met Suriname is in stand gebleven. De uitbraak van corona heeft de kwetsbaarheid van de inheemsen eens te meer aangetoond, vertelt Vlet. “Het is dubbel. Tijdens de lockdown vielen de mensen weer terug op de oude tradities. Er werd weer geleefd van de jacht, de visvangst en de kostgrondjes. Dat vond ik heel mooi. Maar het was een probleem dat er geen vliegtuigjes meer kwamen met rijst, olie en tandpasta. Ik weet dat het leven in sommige dorpen momenteel nog heel zwaar is.”
De hulp aan de inheemsen staat morgen ook centraal tijdens een viering van Ingi Dey (zie kader) in Amsterdam-Zuidoost. Het is een kleine bijeenkomst vanwege de recente coronacijfers, vertelt Vlet. “Maar we vinden het toch belangrijk om naar buiten te treden. Er zijn in het land kleine groepen inheemsen die de internationale dag vieren door het Kralingse of Haagse bos in te gaan. Dat is prima, maar het trekt weinig aandacht. Er zijn duizenden inheemsen in Nederland. Uit Suriname, maar ook uit Colombia, Chili, Venezuela en Peru. Die mensen moeten gehoord worden.”
Wat is Ingi Dey?
Op Ingi Dey, de internationale Dag der Inheemsen, staan de geschiedenis en cultuur van de inheemsen centraal. De feestdag valt op 9 augustus, maar wordt morgen al gevierd, onder meer in wijkcentrum Kormelink in Zuidoost. Op de lijst met sprekers staan behalve Diana Vlet onder anderen Kathleen Ferrier, voorzitter van de Nederlandse Unesco Commissie, en de Leidse onderzoeker Konrad Rybka, die is gespecialiseerd in de inheemsen van de Guyana’s. Verder is er morgen plek voor inheemse zang en dans, en een inzameling voor het vissersdorp Kalebaskreek in het district Saramacca. Het evenement duurt van 16.00 tot 21.00 uur en is ook te volgen via de Facebookpagina van GHRD Amazone.
| het parool | Door: Patrick Meershoek