• donderdag 02 May 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Rond een minimale toelatingseis voor DNA-leden

| starnieuws | Door: Redactie

Veel burgers stellen de afgelopen jaren steeds vaker dat er een minimale scholing van de aankomende DNA-leden moet gelden. Aangezien het  belangrijkste werk van DNA-leden bestaat uit het doornemen, screenen, becommentariëren en amenderen (wijzigen) van ingediende wetten, zodat die na weloverwogen discussies kunnen worden goedgekeurd, stellen zij dat een bachelorgraad in de Juridische Wetenschappen of een daaraan gelijkgesteld lees- en
denkniveau
een minimale vereiste voor een DNA-lid dient te zijn.

De overweging van deze mensen staat wel sterk; je moet als DNA-lid wel wat ‘dieper’ kunnen lezen en begrijpen. Het voorstel van minimaal een bachelor-niveau legt de lat wel wat hoog. Hier wordt door velen, vooral politici, tegenin gebracht dat door deze of soortgelijke  ‘toelatingseis’  het  onmogelijk wordt dat ‘volkskinderen’ in DNA gekozen worden. Zo een minimale toelatingseis zou discriminerend werken. Waarom deze scherpe stellingname tegen zo een toelatingseis  voor DNA-leden? Zou die werkelijk discriminerend werken naar de door hen zo genoemde volkskinderen? En wie worden in feite bedoeld met ‘volkskinderen’?

Kinderen van ons totale volk, de bevolking? Of wordt daarmee bedoeld (volwassen geworden) kinderen uit kansarme of sociaal zwakkere buurten? 

En: waarom worden de minimale toelatingseisen voor opleidingen voor verpleegster, leerkracht, douanier, politieman of voor opleidingen voor jurist, medicus, piloot en ga zo voort, niet discriminerend genoemd? Het antwoord is mijns inziens  duidelijk: deze toelatingseisen zijn hoognodig, omdat eenieder het ermee eens is dat de uitoefening van de hierboven genoemde beroepen een zekere verantwoordelijkheid legt in handen van de beoefenaars daarvan. 

Maar hiertegen kan gesteld worden dat het DNA-lidmaatschap geen beroep is, zoals hierboven genoemd. En het kiezen van een DNA-lid is een democratisch recht en de beleving daarvan mag geen grote beperkingen hebben. Dit is een sterk tegenargument. Maar als het DNA-lidmaatschap geen beroep is, wat is het dan wel? Er moeten toch hoe dan ook minimle zaken (via bijvoorbeeld een wat bredere profielschets) verwacht worden van alvast de kandidaat-DNA-leden, zonder dat vooral jongeren belemmerd worden in het beleven van hun democratisch recht om zich verkiesbaar te stellen? Of willen we ons liever niet wagen om daarover te discussiëren, omdat daarbij misschien gevoelig liggende zaken die ter sprake kunnen komen?

Er rust toch wel een zekere verantwoordelijkheid op de schouders van onze DNA-leden of wetmakers zoals ze ook genoemd worden? Of moeten zij maar wetten (die ze soms of misschien zelfs vaak bij het doorlezen nauwelijks  begrijpen) blindelings goed- of afkeuren? 

Dat fungeren van (sommige of vele?) DNA-leden als jaknikker, als rubberen stempel, krijg je veel gemakkelijker gedaan als je steeds meer leden in DNA doet kiezen die door hun zwakke vooropleiding en sociale afhankelijkheid geen eigen mening kunnen vormen en niet kritisch durven zijn. Zulke DNA-leden zijn dan afhankelijk van de ‘partijbonzen’ en zijn gedoemd ‘de partijdiscipline’ (lees: de partijdictatuur) slaafs te volgen, willen zij niet uit de DNA-boot vol vele voordeeltjes, vallen. Ze lopen dan de kans om bij de volgende verkiezingen niet op een verkiesbare plaats op de kandidatenlijst te worden geplaatst.

Tussen haakjes: wie bepaalt in feite wie er op een verkiesbare plaats op de kandidatenlijsten worden geplaatst? Zijn dat de leden van de partij via hun kernen of is dat de voorzitter met de kleine kring van ‘vertrouwelingen’ om zich heen? Het zou van een veel beter en gedegen beleid getuigen als politieke partijen veel meer investeren in de bijscholing (bijvoorbeeld door de intellectuelen binnen de partij) van kansarme jongeren (en volwassenen) dan om deze mensen in feite in hun sociaal zwakkere positie te laten, zodat ze makkelijk als etnisch opgejutte ‘stemmassa’ bij de verkiezingen met goedkope beloften verleid kunnen worden om op ‘de partij’ te stemmen.

Het voorgaande wil absoluut niet zeggen dat bijvoorbeeld hooggeschoolde DNA-leden geen jaknikkers kunnen zijn;  je  staat er versteld van hoeveel zelfs academisch opgeleiden (enkele goeden niet te na gesproken) in DNA of in de hogere partijstructuren  terwille van de ‘goede vrede’, vaak maar hun mond houden en geen goed onderbouwde kritiek durven te leveren op discutabele voorstellen van de partijleiding, uit vrees uit de gunst te raken of zelfs als DNA-lid middels een ondemocratische ‘Terugroepwet’ hun zetel te verliezen.

Maar misschien wil de meerderheid van de kiezers zo een situatie handhaven, dus met een parlement vol jaknikkers en partijloylisten die hun eigen belangen boven het landsbelang stellen. In dat geval zal dat maar zo moeten blijven. Dan was dat parlement als kritische en strenge controleur van de regering een te hoog gegrepen droom voor ons.Helaas…R. Parabirsing

| starnieuws | Door: Redactie