• donderdag 28 November 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

HOE OLIERIJKE VENEZUELA VAN WELVAART OMSLOEG IN ECONOMISCHE CRISIS

| united news | Door: Redactie

Foto: Venezolaanse economie, van welvaart naar armoede.

Venezuela beleefde zijn gouden tijdperk vanaf de jaren 1970, met als hoogtepunt de spectaculaire stijging van de wereldwijde olieprijzen tussen 1972 en 1974.

In die periode schoten de prijzen van $1,80 per vat in 1971 omhoog naar USD 11,65 in 1974, wat zorgde voor een verviervoudiging van de inkomsten van de Venezolaanse overheid. Het land, destijds de grootste olie-exporteur buiten het Midden-Oosten, produceerde dagelijks maar liefst 3,3 miljoen vaten olie – vergeleken met de huidige productie van slechts iets meer dan 800.000 vaten.

Onder leiding van toenmalig president Carlos Andrés Pérez bloeide Venezuela op dankzij de

onverwachte oliewinsten. Pérez voerde in 1976 de nationalisatie van de olie-industrie door en bracht deze onder in de staatsmaatschappij Petróleos de Venezuela (Pdvsa). Dit gaf Venezuela een ongekende boost en transformeerde het land in korte tijd in een ontwikkelde natie, aangedreven door importsubstitutie, subsidies en protectionistische maatregelen. Deze aanpak, bekend als “staatskapitalisme”, financierde ambitieuze infrastructuurprojecten en leidde tot de nationalisatie van industrieën zoals de metallurgie en elektriciteitssector.

Het welvarende Venezuela van die tijd staat in schril contrast met de armoede van vandaag. Terwijl de armoedecijfers in de jaren 1970 en begin jaren 1980 onder de 20% lagen, leeft nu 82% van

de bevolking in armoede, waarvan 53% in extreme armoede. Waar supermarkten vroeger overvol waren met voedsel en luxeproducten, is de realiteit vandaag de dag een land waarin mensen zelfs naarstig zoeken naar eten in vuilnisbakken. De Venezolaan heeft niet langer de keuzevrijheid van vroeger; waar ooit verschillende soorten melk, koffie en olie voorhanden waren, is het nu “nemen wat er is”.

De val van een olierijkdom

Petróleos de Venezuela startte sterk met drie dochterondernemingen – Lagoven, Maraven en Corpoven – die samen 2,3 miljoen vaten olie per dag produceerden in hun eerste jaar. Maar deze overvloed aan gemakkelijke olie-inkomsten leidde al snel tot economische scheefgroei. De overmatige uitgaven van de overheid, gecombineerd met stijgende publieke uitgaven, zorgden voor prijsstijgingen die de arme huishoudens het zwaarst troffen. Bovendien zorgde wijdverspreide corruptie voor enorme verliezen in de publieke sector. Dit alles culmineerde in de vroege jaren 1980 toen de olieprijzen met 30% daalden.

De olie-exporten zakten van USD 19,3 miljard in 1981 naar USD 13,5 miljard in 1983, en de Venezolaanse economie kreeg een klap. President Luis Herrera Campins, die het roer in 1979 overnam, probeerde de crisis te beheersen door maatregelen in te voeren, maar hij kreeg te maken met inflatie en sociale onrust. Zijn pogingen tot hervormingen werden gestopt door gebrek aan steun in het Congres en weerstand van zowel vakbonden als de bevolking.

Op 18 februari 1983, een datum die bekend zou worden als “Zwarte Vrijdag,” kondigde Campins drastische maatregelen aan, waaronder valutacontroles en beperkingen op kapitaaluitstroom.

Dit leidde tot een scherpe devaluatie van de bolivar, die ooit een van de sterkste valuta’s ter wereld was en symbool stond voor Venezolaanse welvaart. De devaluatie had een verwoestende impact op werknemers, gepensioneerden en iedereen die spaargeld in bolivars had, waardoor ze 70% van hun waarde verloren.

Deze “Zwarte Vrijdag” markeerde het einde van een tijdperk van commerciële en monetaire stabiliteit en kondigde de start aan van de economische neergang waar Venezuela tot op de dag van vandaag onder lijdt. Producten verdwenen uit de schappen en de inflatie nam een hoge vlucht door de stijgende importkosten. Het land dat ooit een toonbeeld van oliegedreven rijkdom was, zag zijn gloriedagen in rook opgaan.

UNITEDNEWS

 

| united news | Door: Redactie