In zijn politieke biografie van Suriname balanceert Jan Pronk op de rand van zelfkastijding
| Volkskrant.nl | Door: Jan Tromp
Jan Pronks politieke biografie van Suriname is een intrigerende, zij het nogal wijdlopige ascese. Erfschuld hangt als een grauwsluier over de dichtgetikte pagina’s.
‘Ik heb schitterende archieven’, juichte Jan Pronk twee jaar geleden in een fijn interview in Volkskrant Magazine. Hij was drie keer minister geweest, hij had in de Kamer gezeten en was gezant voor de Verenigde Naties geweest – al die tropenjaren en een hartaanval later zou hij alleen nog maar gaan schrijven. Toen Pronk (1940) in de politiek begon, was hij 31, hij zag hoe Joop den Uyl, die hij huizenhoog bewonderde, al zijn belevenissen opschreef en Pronk
‘Ik schrijf deze boeken, maar niemand die ze leest’, deelde hij monter mee in het Magazine. Als hij aan deze uitkomst zelf een bijdrage levert, is het dat hij zijn kaartenbak helemaal leeggeschud wil hebben. Dus dat hij in Brokopondo de oliepalmplantage
Schuld en boete
Toch is Suriname – Van wingewest tot natiestaat het lezen waard, omdat het een boek is over schuld en boete, een intrigerende ascese op de rand van zelfkastijding. Erfschuld hangt als een grauwsluier over dichtgetikte bladzijden.
Suriname was in de geschiedenis een wingewest van Nederlandse slavendrijvers. Uit alle windstreken zijn bevolkingsgroepen die daar niet om hadden gevraagd, in Suriname bij elkaar gebracht: Creolen, Hindoestanen, Javanen, inheemsen. ‘Een raciale segmentatie’, in de woorden van de in 1996 overleden Nederlands-Surinaamse schrijver Albert Helman. In Pronks versie van onze tijd is daardoor ‘een stokje overgenomen van onze voorgangers’ en een situatie van ‘medeverantwoordelijkheid’ ontstaan.
Waarom was Suriname niet al decennia vóór 1975 onafhankelijkheid verleend? Waaraan danken wij onze welvaart? Nou, ook aan ‘de wijze waarop wij andere landen hadden gekoloniseerd, uitgebuit, geplunderd en onderdrukt’. Toen in 1973 de onafhankelijkheid op de agenda kwam, moest daarover uiteraard worden onderhandeld. Hoe? Vanuit welk gemoed? Pronk: ‘Als hoeder van vrede en recht in Suriname waren wij niet geloofwaardig.’ De Surinaamse onderhandelaars wilden een eigen leger. Wij vonden dat erg onverstandig – de geschiedenis heeft ons gelijk gegeven. Het kreeg toch maar een leger. De Surinamers verlangden een onbescheiden hoge alimentatie van 3,5 miljard gulden. Wij dachten: het kan ook voor minder. Pronk schrijft: ‘Wij hadden weinig recht van spreken.’
Feest in Paramaribo bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975.Beeld Nationaal Fotopersbureau
Van Pronk mogen we niet van schuld spreken. ‘We hadden geen schuldgevoel, wel schuldbesef.’ Het is een onderscheid dat aan zijn eigen subtiliteit verloren gaat. Op zijn reizen door het land na de onafhankelijkheid zag hij ‘onvoorstelbare armoede’ en ‘schandelijk slechte behuizing’. Hij concludeert: ‘Het was beschamend.’ Denk niet dat de kritiek belandt op de bureaus van Surinaamse bestuurders. Welnee: ‘Het waren niet zozeer de Surinaamse autoriteiten die zich zouden moeten schamen, als wel wijzelf.’ Nu wordt het verarmde Suriname geregeerd door een cokedealer en moordenaar. China klopt aan de deur. In meer jonge ontwikkelingslanden zie je despotisch bestuur. De nieuwe autocraten zijn niet de uitvinders, nee, ‘ze traden in de voetsporen van hun koloniale voorgangers, deden hetzelfde en ontwikkelden zich tot despoot’. In de analyse van Pronk is schuld alles overwoekerend.
Verlammende werking
Wat voor goeds komt er van as op je hoofd? Is schuld niet een improductief vehikel, in persoonlijke verhoudingen en al helemaal in de politiek? Aan het eind van het boek, als Jan Pronk ons al 480 bladzijden door de dekolonisatie van Suriname heeft geloodst, komt, zeg maar, het hoge woord eruit. Dan noteert de oud-minister dat we het anders hadden willen doen, beter dan die keer daarvoor. Ons Indië, het verhaal van hoogmoed en ook wel onnozelheid, omdat we meenden dat het intermezzo van de oorlog herstel van aloude koloniale verhoudingen niet in de weg behoefde te staan. Het liep uit op een bloedbad. Er is van geleerd. Maar amper beter lijkt de uitkomst als de imperialist van weleer zich laat leiden door nederigheid. Daarin schuilt een tragische paradox: we bedoelden het zo goed en faalden nog eens – deze keer door verlammend schuldgevoel.
Beeld LM Publishers
| Volkskrant.nl | Door: Jan Tromp