Hoe je je moet gedragen in het verhitte debat over het koloniaal verleden
| Trouw.nl | Door: Piet Emmer en Henk den Heijer
ESSAY - Om het debat over het koloniaal verleden zindelijk te voeren, dienen historici zich aan drie normen te houden, stellen Piet Emmer en Henk den Heijer: mijd tendentieuze taal, laat niet uit effectbejag feiten weg en discrimineer niet.
De laatste jaren vallen er steeds meer koloniale lijken uit de kast. Een groep activistische historici heeft zich vol overgave gestort op het blootleggen van ‘onbekende’ koloniale misdaden. Zij menen dat onze huidige samenleving erdoor geïnfecteerd is en dat witte nationalisten met racistische trekjes er nog steeds de dienst uitmaken. Dat is allemaal niet zo erg als deze academisch gevormde activisten met hun morele
Hun bestrijding van het koloniale kwaad begint meestal op twitter, sijpelt vervolgens door naar de media en landt uiteindelijk in publicaties, museaal beleid en in protesten tegen straatnamen en standbeelden die getuigen van een zwart verleden. Informatie die de complexiteit van het koloniale verleden toont, wordt vaak weggelaten, en het taalgebruik aan het activistische doel aangepast.
Twitterdrift
In de ‘onderwereld’ van twitter posten historici veel tweets, soms met tendentieuze of onjuiste informatie. Neem de als historicus opgeleide social justice warrior Sander Philipse, verspreider van
Met die kennis gewapend, steekt Philipse dagelijks zijn thermometer in de witte Nederlander om diens racistische gehalte te meten – en dat is hoog. Hij veronderstelt dat wij nog in de tijd van Colijn leven die Jan Pieterszoon Coen in 1937 prees als een groot vaderlander. Philipse heeft er geen boodschap aan dat er al jaren veel aandacht is voor Coens moordpartijen op de Banda-eilanden en tal van andere koloniale misdaden. Liever ziet hij onder elke steen een bewijs van een land met een racistisch verleden waarmee alle ‘witte’ bewoners zijn besmet. De berichten van Philipse worden vaak door andere activistische historici verspreid. Sommigen zetten in hun tweets vakgenoten met een andere visie weg als ‘oude, witte historici’. Over discrimineren gesproken.
Om dat verleden nog zwarter te doen lijken, verspreiden historici in hun twitterdrift informatie zonder de juistheid ervan te checken. Voor een historicus die een wetenschappelijk stuk schrijft is dat een doodzonde, maar op twitter kan alles.
Migratiehistoricus uit de bocht
In december vorig jaar twitterde de gerenommeerde migratiehistoricus Leo Lucassen, dat hij op het Afrikaanse eiland Gorée een voormalig Nederlands slavenverblijf had bezocht van waaruit de West-Indische Compagnie slaven naar Amerika had verscheept.
Sommigen zetten in hun tweets vakgenoten met een andere visie weg als ‘oude, witte historici’. Over discrimineren gesproken.
Als Lucassen zich in de geschiedenis van het eiland had verdiept, was hij erachter gekomen dat het een marginale rol heeft gespeeld in de trans-Atlantische slavenhandel, en dat het voormalig slavenverblijf omstreeks 1780 is gebouwd, meer dan een eeuw nadat de Fransen >> Gorée op de Nederlanders hadden veroverd.
Deze onjuiste tweet werd door enkele collega’s verder verspreid. De officiële website van de Nederlandse Unesco-commissie maakt het nog bonter. Daarop staat dat er vanuit het pand meer dan 20 miljoen Afrikaanse slaven naar Amerika zijn verscheept. Gorée was volgens de commissie het belangrijkste centrum van de trans-Atlantische slavenhandel.
De uiterst betrouwbare database www.slavevoyages.org, waarin meer dan veertig jaar internationaal historisch onderzoek zit, is volledig genegeerd. Al sinds jaar en dag weten wij dankzij die database dat Europeanen circa 12 miljoen Afrikanen naar Amerika hebben gebracht, van wie een zeer klein aantal via Gorée. Hier valt een imaginair lijk uit de kast.
Baudet bagatelliseert zwarte slavernij
Als professionele historici hun vakkennis voor activistische doeleinden misbruiken, dan is het niet vreemd dat politici dat ook doen. Zo twitterde Thierry Baudet vorig jaar rondom de herdenking van de afschaffing van de slavernij sarrend, dat zijn medeleven uitging naar de Europese zeelieden die door Barbarijse kapers tot slaaf waren gemaakt. De FvD-voorman bagatelliseerde zo het harde bestaan van Afrikaanse slaven op de plantages die nauwelijks kans hadden vrij te komen, terwijl christenslaven wel werden vrijgekocht.
In het verleden hebben meerdere historici de betrouwbaarheid van slavevoyages in twijfel getrokken. Met een natte vinger maakten zij schattingen van de omvang van de trans-
Atlantische slavenhandel, die varieerden tussen 20 en 60 miljoen Afrikanen. Kennelijk was het internationaal vastgestelde aantal van 12 miljoen niet in overeenstemming met de grootte van de morele schuld die zij aan Europese staten toedichtten. Om het aantal te vergroten, werden zelfs mogelijke foetussen van zwangere slavinnen meegeteld.
Ook het belang van het Nederlandse verbod op de slavenhandel in 1814 wordt in twijfel getrokken. Toen in 2014 bij het Zeeuwse slavernijmonument in Middelburg een herdenking van tweehonderd jaar afschaffing van de slavenhandel plaatsvond, waren enkele activistische historici er als de kippen bij om dat te ontkrachten. Volgens hen was er sprake van een ‘doorstart’, omdat de trans-Atlantische slavenhandel illegaal doorging en die tussen de plantagekoloniën onderling toenam. Maar uit onderzoek is gebleken dat dankzij het optreden van de marines van verscheidene Europese landen de trans-Atlantische slavenhandel in de negentiende eeuw drastisch afnam.
De slavevoyages database vermeldt dat er tot 1825 nog zeven, voornamelijk Franse slavenschepen in Suriname zijn gearriveerd en op Curaçao twee, daarna was het afgelopen. Na het staken van de slavenhandel kromp de slavenbevolking van de Nederlandse koloniën geleidelijk tot aan de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863.
Slavenhandel en slavernij zijn zwarte bladzijden in de Nederlandse geschiedenis, dat ontkent niemand, maar waarom moeten die nog zwarter gemaakt worden dan zij waren? Wat voor doel dient dat anders dan het toch al gepolariseerde debat rondom het koloniale verleden nog verder op scherp te zetten?
Activisme, nou én?
De invloed van activistische historici dringt nu ook door in eenzijdige beeldvorming, taalgebruik en de museale wereld. Zo doen de makers van de tentoonstelling ‘Het heden van het slavernijverleden’ in het Tropenmuseum dapper mee aan het verdoezelen van belangrijke informatie. Alleen activistische wetenschappers zijn aangezocht om bezoekers via videoschermpjes van informatie te voorzien; het behoeft dan ook geen verwondering dat de cruciale rol van Afrikaanse handelaren in de slavenhandel nauwelijks wordt genoemd. Het woord ‘slaven’ is vervangen door ‘tot slaaf gemaakten’ – met als impliciete boodschap: ze zijn door Europeanen tot slaaf gemaakt.
Het Amsterdamse Scheepvaartmuseum gebruikt bewust de term ‘Gouden Eeuw’
De informatie bij de tijdelijke tentoonstelling over Johan Maurits’ bemoeienis met slavenhandel en slavernij in Brazilië in het Haagse Mauritshuis bevat eveneens veel activistische taal. Hier valt het woord ‘deportatie’ in plaats van de gebruikelijke term ‘slavenhandel’. Zo leest de argeloze bezoeker over de Nederlandse slavenhandel: “Wat in Brazilië mislukte, slaagde in Suriname en Curaçao, met nog grotere deportaties en nog dodelijkere dwangarbeid tot gevolg.”
Zwarte holocaust
De schrijver suggereert zo dat er sprake is geweest van een zwarte holocaust, vergelijkbaar met die van de Joden in nazi-Duitsland. Het is een mythe die door activisten in de wereld is gebracht. De slavenhandel was geen genocide. Anders dan bij de transporten naar de vernietigingskampen was het doel van de slavenhandel zoveel mogelijk slaven levend op hun bestemming te krijgen, waar ze voor veel geld werden verkocht. De kopers wilden de slaven evenmin vermoorden, ze wilden juist dat de slaven lang in leven bleven om zoveel mogelijk van hun arbeid te profiteren. Het was beter geweest als de tekstschrijver de complexiteit van een slavensamenleving had uitgelegd, maar die keuze is niet gemaakt.
Het Amsterdamse Scheepvaartmuseum gaat in zijn nieuwe tentoonstelling over de ‘Republiek aan Zee’ nog een stap verder. Zo “wordt bewust de term ‘Gouden Eeuw’ niet gebruikt, voor het museum een duidelijke breuk met het verleden”, aldus een hoofdconservator. Die term is besmet geraakt, omdat de Republiek zich volop schuldig heeft gemaakt ‘aan openlijk geweld, uitbuiting en racisme’.
Het museum heeft daarvoor een schilderij van Cornelis Tromp met een Afrikaanse bediende aangekocht en een Chinees porseleinen beeldje van een Afrikaan, objecten die zonder enig bewijs of onderzoek worden gekoppeld aan racisme en slavernij.
Met een schilderij van Frans Post, waarop ‘een arcadisch landschap met palmen en een zeilboot op een rivier’ te zien is, wil het Scheepvaartmuseum de bezoeker duidelijk maken wat hij niet ziet, namelijk slavernij. Nu was de plantage-economie van Nederlands-Brazilië inderdaad op slavenarbeid gebaseerd, maar om dat aan te tonen met iets wat je niet ziet? Zo raakt alles verbonden met een gewelddadig koloniaal verleden.
Het verspreiden van tendentieuze of onjuiste informatie is kwalijk, maar nog kwalijker is het in diskrediet brengen van serieus onderzoek naar de duistere kanten van het koloniale verleden. Dat hebben de directeuren gemerkt van drie wetenschappelijke instellingen die het onderzoek over ‘dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’ leiden.
Na jaren getouwtrek heeft de overheid in 2017 geld ter beschikking gesteld voor dit omvangrijke onderzoek naar gewelddadigheden en oorlogsmisdaden, gepleegd tijdens de dekolonisatie van Nederlands-Indië. De wetenschappers is gegarandeerd dat zij onafhankelijk onderzoek kunnen doen. Maar activisten en activistische historici geloven daar weinig van. Zij proberen het onderzoek voortdurend in diskrediet te brengen door het als geschiedvervalsing en witwassen te kwalificeren. En dat terwijl er nog geen letter van de onderzoeksuitkomsten is gepubliceerd.
Nederlandse schuld aan slaven: 379 miljard
Was de geschiedenis vroeger vaak een wat vrijblijvende old man’s game, nu is het een stormram in onze multiculturele samenleving. In het onrecht van kolonialisme, slavenhandel en slavernij vinden verre nakomelingen van de slachtoffers een verklaring voor bijvoorbeeld de zwakke gezinsbanden onder Afro-Surinamers en Antillianen. Ook biedt dat onrecht een basis voor financiële Wiedergutmachung – volgens de Surinaamse National Reparations Commission dient ons land maar liefst 379 miljard euro aan slavennazaten te betalen als vergoeding voor eeuwen onbetaalde slavenarbeid.
Voor andere actievoerders zijn het kolonialisme en de slavernij het ultieme bewijs dat Nederland en zijn koloniën een hel op aarde waren en dat die situatie nauwelijks is veranderd. Met die hete adem in de nek krijgen professionele historici het steeds moeilijker om onbekommerd – sine ira et studio – onderzoek te doen naar het koloniale verleden.
Wetenschappelijke en publieke aandacht voor het koloniale verleden juichen we toe. Maar activistische historici wakkeren het sterk gepolariseerde debat over het koloniale verleden aan – wat resulteert in een voortdurend gekissebis tussen activisten die het kolonialisme als de oorzaak zien van de in hun ogen racistische Nederlandse maatschappij en activisten die dit afdoen als de zoveelste poging de hele (boreale) Nederlandse cultuur in diskrediet te brengen.
Laten we racisme bestrijden waar het zich voordoet en vooral niet vergeten dat Nederland volgens vrijwel alle internationale lijstjes een van de allerrijkste en veiligste landen is, met een bevolking die zich tot een van de gelukkigste ter wereld rekent. Dat willen wij graag zo houden.
| Trouw.nl | Door: Piet Emmer en Henk den Heijer