• dinsdag 23 April 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname
Ford Zeelandia

Gruwelijke dingen in en bij Fort Zeelandia

| surinamenieuwscentrale.com | Door: Wim Coppenaal

Door: Wim Coppenaal (wimcoppenaal@gmail.com)

Een vraag van onbekenden met Suriname is wie en wat is Fort Zeelandia en hoe komen we aan die naam? Een zo goed mogelijke uitleg komt nu: Tijdens de Tweede Engelse Oorlog zond de Admiraliteit van Zeeland een eskader van zeven schepen naar de West- Indië.  Deze waren onder bevel van Admiraal Abraham Crijnssen.

Opdracht aan Admiraal Crijnssen was; de eigen koloniën te heroveren en de vijand zoveel mogelijk schade te berokkenen. De opdracht was afkomstig van de Staten van Zeeland. De Republiek der Verenigde Provinciën had de onderneming bekostigd. Zo rond februari 1667 wist Admiraal Crijnssen

het toen zo gehete Wiloughby land te veroveren.

Willoughby land was genoemd naar Lord Francis Willoughby graaf van Parham, die heeft in 1650 /1652 de Engelse kolonie alhier gesticht. Willoughby had het hele land vanaf de Coppename tot de Marowijne voor letterlijk een habbekrats ontvangen van de Engelse Koning. Bij de verovering door Admiraal Abraham Crijnssen kreeg hij het Fort, welk toen Willoughby Fort heette in handen. Natuurlijk kreeg het Fort een andere naam en wel Fort Zeelandia, naar de Staten van Zeeland, die hem de veroveringsopdracht hadden gegeven. Hoe simpel niet waar.

Onze Admiraal was een zeer druk baasje, nauwelijks had

hij Suriname op de Engelsen veroverd, of hij moest weg voor nog een klus. Hij was verdwenen en wat gebeurde er, de vrijpostige Engelsen heroverden Suriname. Onze landvoogd daar was Maurits de Rama en is vervangen door de Engelse Kolonel Barry.

Niet lang daarna kwam onze gevierde Zeeuwse held terug in 1668, de Engelsen verloren weer. Maar er gebeurde nog iets anders, er was vrede tussen de Bataavse Republiek en Engeland, De Vrede van Breda in het jaar 1667.   Hierbij werd bepaald, dat zij die rond mei 1667 het land bezat, mocht dat in bezit houden. Zo kwam Suriname in handen der Hollanders (de Zeeuwen) en Nieuw-Amsterdam (nu New York) kwam in handen van de Engelsen.

Terug naar Fort Zeelandia. Dit bestond uit een Buiten Fort en een Binnen Fort. Het huidige Fort Zeelandia is het Binnen Fort. Hierin waren gevangenis plaatsen voor de slaven, die er door slavenhouders erheen gebracht waren vanwege hun slecht gedrag. Voor straf werden de slaven getuchtigd en dan weer terug naar hun meesters gezonden. Slaven werden hier sporadisch gedood, een slaaf is een stuk handelswaar, welke geld waard is. De Hollander houdt er niet van geld te verspillen.

We gaan nu een heleboel stappen verder en wel naar het toenmalige Nederlands- Indië.   Hier was voor de Tweede Wereld Oorlog een groep ontstaan met de naam van N.S.B.  U moet deze groep bepaald niet verwarren met de N.S.B. in Nederland. De laatste heulden met de nassis in Duisland. De N.S.B.-groep in Nederlands - Indië legde zich meer toe op de verbetering in hun land ten opzichte van landsbelang en van de krijgsmacht, die bij lange na niet opgewassen was tegen de Japanners, die in aantocht waren. Er was geen verbod voor militairen, ambtenaren en burgers in Indië, om lid van de partij te worden. Helaas is er niets verbetert, maar zij hadden wel hun naam.  In 1942 zijn er een 146 N.S. B. personen bij elkaar gehaald door Nederlandse mariniers.

De Nederlandse mariniers waren bepaald niet zachtzinnig, want zij gingen ervan uit dat deze N.S.B.-groep te maken had met de N.S.B. in Nederland.  Wat totaal niet waar was.

Perschip de M.S.  Tjsadane zijn ze op de 21” januari 1942 naar Suriname vervoerd en wel in een ijzeren kooi in het ruim van het schip (als er wat ernstigs mocht gebeuren was er geen ontvluchtingsmogelijkheid). Aangekomen op de 1” maart 1942 voor de monding van de Suriname rivier. Hier zijn ze op een kleinere boot overgeladen en op Nieuw- Amsterdam uitgeladen.

Na een paar maanden met zijn ups en downs, meer downs dan ups, want ze werden door de Nederlandse mariniers vreselijk vernederd. Is een groot deel gebracht naar Joden Savanne en het kleine deel waaronder ook zat Dr. Lex Schoonheyt is niet lang daarna naar Fort Zeelandia getransporteerd. Het volgende komt uit het verslag van J.E. Stulemeijer ,  die betrokken was met de vier personen waar het nu om gaat.

De personen zijn: Ir. L.K.A. Raedt van Oldenbarnevelt; L. A. J. Van Poelje; C. J. Kraak en de verteller.  Zij waren naar Joden Savanne gebracht de kamp Commandant was reservekapitein H. Mouwen en hij beval tijdens de werkzaamheden onder de zerken naar de aanwezige skeletten te kijken of ze ook sieraden bij zich hebben. De vier weigerden dit werk te doen, ze wensten niet de rol van lijkenschenders en rovers te vervullen. Als straf zijn ze in een klein en gloeiendheet houten barakje even buiten het kamp opgesloten. Het voedsel dat ze kregen was minder dan karig.  Na enkele weken van verblijf zijn ze ontvlucht uit hun barakjes.

In het bos met een stikdonkere nacht kende men bepaalt de weg niet.     Later bleek dat ze in cirkels hadden gelopen. Ongeveer een dag en een nacht hebben ze van de vrijheid geproefd. Door een groepje Surinaamse Schutters zijn ze aangehouden, hoewel een Indiaan met de naam Paulus hen reeds schaduwde. Niet lang daarna kwamen de ellendige mariniers, die ervan hielden te slaan met hun knuppels.  Ze zijn terug gevoerd naar Joden Savanne en niet zo zachtzinnig ook naar hun cellen.

Met een motorboot zijn ze naar Paranam vervoerd.  Hier zijn ze overgestapt op een andere motorboot, die ze naar Paramaribo bracht.  Waar ze meer dood dan levend zijn aangekomen.  Een van hen zei nog, “Ons leven hangt aan een zijden draad”.

Ze zijn in de cellen van de marinierskazerne naar binnen getrapt. Niet lang daarna werd Stulemeijer als eerste van de vier uit zijn cel gehaald.   Hij kreeg weer zijn deel.  De mariniers ramden zo hard op zijn hoofd, dat hij het gevoel kreeg dat de vlammen eruit sloegen.   Hij werd naar het bureau van de territoriaal commandant van Suriname gebracht, kolonel Jan Kroese Meyer, deze was er echter nog niet.  Na niet al te lange tijd kwam de kolonel   het bureau binnen stormen.  Hij liep op Stulemeijer toe en er zijn weinig termen en vloeken te bedenken, die hij niet gebruikte om een beeld te geven hoe hij over hem dacht.  Hij was een landverrader en schuldig aan het bombardement van Rotterdam.  Een ding is zeker met zijn taal wist hij zijn ondergeschikten hiermee volledig op temperatuur te krijgen.

Na uitgeraasd te zijn, brulde hij: “Sodemieter nu uit mijn bureau “.  Hij wende zich tot marinier Grift en droeg hem op: “Als hij één stap verkeerd doet schiet hem voor zijn donder”.  Vervolgens “hebben jullie dat goed begrepen, Grift en Verhoeven”?  Het antwoord kwam prompt: “Jawel kolonel, jawel, overste”.

“Sodemieter nu uit mijn bureau “.  Hij wende zich tot marinier Grift en droeg hem op: “Als hij één stap verkeerd doet schiet hem voor zijn donder”. 

Ik werd naar mijn cel terug geknuppeld, ervoor stonden een aantal mariniers, die zichtbaar opgewonden waren.  Ik was zo toegetakeld en voelde de dood nabij.  Hier zou ik sterven, dit was het einde. Grift wilde schieten, maar zijn pistoolmitrailleur ketste.  Luid vloekend probeerde hij het wapen te laten repeteren, intussen Verhoeven toeschreeuwend: “Geef me een ander wapen, dit rotding klemt”.  

“Geef me een ander wapen, dit rotding klemt”.

Maar marinier Verhoeven was er niet meer, hij was bezig Raedt van Oldenbarnevelt op te halen.   Marinier Grift gaf me toen om in mijn cel te komen een verschrikkelijke trap in mijn lenden. Waardoor ik in gebonden toestand languit op de cementen vloer terecht kwam., waar ik versuft bleef liggen.  Vaag vroeg ik me af of ik nog leefde of dat ik me reeds in de hel bevond.

Even later kwam marinier Verhoeven met Raedt van Oldenbarnevelt naar buiten.  Deze werd even ernstig mishandeld als ik. Hij heeft nog geroepen: “Wat doen jullie toch, waarom moeten jullie een oude, geboeide man zo aftuigen?”  Maar het slaan ging door.

Ook dit slachtoffer werd naar het bureau van kolonel Meyer vervoerd.  Wat daar gebeurde is alleen van horen zeggen bekend. Kort daarop hoorde ik, nog steeds verdoofd, een vuurstoot van vijf schoten.   Het werd stil en Raedt van Oldenbarnevelt was dood. Even later werd geroepen: “Nu die anderen”.   Hierop werd Van Poelje uit zijn cel gehaald en direct daarna klonk opnieuw een vuurstoot van vijf schoten, gevolgd door gegil en gehuil van Van Poelje.

Wat hier gebeurde was moord, hetgeen de mariniers Grift en Verhoeven lang daarna- eind augustus 1949-   tijdens een confrontatie in Nederland met mij in Eindhoven, in bijzijn van de toenmalige kapitein van de marchaussee H.J. van der Molen, de latere hoofdcommissaris van politie te Amsterdam, ook toegaven, maar in opdracht van hun superieuren”.

Na het neerschieten van Van Poelje werden Kraak en ik uit onze cellen gehaald.  Ditmaal wist ik zeker dat ik mijn laatste ogenblikken beleefde.     Maar tegelijk kwam de heer Gummels de directeur van de gevangenis aanrennen, die schreeuwde: “Laat dat, dit is platte moord! “.

Hij redde ons keven.  Zijn tussenkomst was een Gods wonder. We werden naar onze cellen in de marinierskazerne naast het Fort teruggebracht, waar we vier dagen met onze handen op de rug geboeid, zonder voedsel en drinken verbleven.

Op een avond kwam de officier van piket langs de cellen.  Hij vroeg aan een der bewakers: “Wie zitten er in die cellen?”.  De aangesproken marinier antwoordde: “O, die- dat zijn twee landverraders. Twee hebben we al neergeknald; deze twee komen dinsdag aan de beurt.”

Die dinsdag kwam.    Kraak en ik werden om zes uur ’s morgens uit onze cellen gehaald en naar de binnen plaats geleid, waar zich een groot aantal mariniers bevonden.  Was dit ons laatste uur?

We werden naar een vrachtauto gebracht, die voor de marinierskazerne stond en ons werd bevolen erop te klimmen.  We zagen gebonden daar geen kans toe, waarop we bewusteloos geslagen werden.  Toen we weer bij kwamen reed de truck al.  We lagen zwaargehavend en verdoofd boven op een paar kisten.  We reden naar Paranam, om vervolgens per boot naar Joden Savanne te worden teruggebracht.  Tijdens de rit zei KNIL- sergeant Storm: “Je mag de beul dankbaar zijn dat je nog leeft.  De opdracht was jullie alle vier neer te schieten”.

Op de reis van de marinierskazerne naar Joden Savanne zijn we niet geslagen of uitgevloekt.  Bij aankomst zijn we naar onze bekende cellen gebracht.  Na bijna vijf dagen zijn we uit onze boeien bevrijd.

Er is van alles gedaan om dit drama in de doofpot te stoppen, wat niet lukte, daar er te veel personen ervan wisten. Jaren later kwam het in Nederland in de publiciteit, maar het bleek toen juridisch verjaard te zijn. Kolonel Meyer zag kans zich aan de wraak van Kraak en Stulemeiier te onttrekken door naar Amerika te vluchten. Het einde van deze man, die men een schoolvoorbeeld van een militair met Gestapo mentaliteit zou kunnen noemen, was tragisch.

De toenmalige waarnemende procureur- generaal in Suriname, Mr. E Grünberg, heeft- zij het dan in een latere fase- het drama een laffe moord partij genoemd.  Met name het neerschieten der beide mannen tijdens een zogenaamde vluchtpoging, noemde hij na zijn onderzoek, “een aperte leugen”.   Uit het onderzoek van de patholoog- anatoom en foto’s van de schotwonden is gebleken, dat de schoten van zeer dichtbij werden afgevuurd. Beide slachtoffers waren met hun handen op de rug geboeid.  Het is uitgesloten dat ze probeerden te vluchten.

De weduwe van Raedt van Oldenbarnevelt kon na het onderzoek van 1950 eindelijk haar pensioen krijgen, daar de moorden waren bewezen.

Nu na al dit gruwelijks; iets waar volgen mij weinig aandacht aan wordt geschonken en wel: Jan Ernst Matzeliger. In Fort Zeelandia is er een kleine tentoonstelling over hem. Op 15 september 1852 geboren aan de Cottica rivier. Hij is de uitvinder van de schoen stik machine. Het is weliswaar in Amerika de stad Lynn waar het gebeurde. We moeten deze persoon echt hier in ons land ook eren!

Het geval van 1982 met de 15 moorden in Fort Zeelandia, daar weid ik niet over uit.  Zij zouden ook op de vlucht zijn dood geschoten.

Ik hoop met datgeen wat u te lezen heeft gehad iets meer uit onze; voor mij toch boeiende en mooie geschiedenis van Suriname (het geboorteland van mijn beide ouders) te hebben verteld.

Door: Ing.  Wim Fock van Coppenaal.  (Eigenlijk landbouwkundige, Deventernaar, maar nu ook een beetje historicus).

Gegevens uit:

  • Avonturen aan de Wilde Kust. Door Albert Helman.
  • De Geschiedenis van de W.I.C. Door Henk den Heyer.
  • Monumenten gids van Paramaribo. Door Drs.  Ypie Ablema.
  • Een Kwestie van Macht. Door Anthony van Kampen. (Een bewogen leven van dr. L.J.A. Schoonheyt in voormalig Nederlands-Indië;
  • Nieuw- Guinea: Suriname en Nederland.)
  • De Historie der Straatnamen, Pleinen en Oude Gebouwen in Paramaribo. Door Lucien Karg en Wim Fock van Coppenaal. (Dit boek moet nog gedrukt worden).

Door: Wim Coppenaal (wimcoppenaal@gmail.com)

 

| surinamenieuwscentrale.com | Door: Wim Coppenaal