NDP Regering gaf GRASSALCO ALS ONDERPAND VOOR LENING NOODWET
| dagblad de west | Door: Redactie
DIVIDEND STAATSOLIE EN ROYALTY OPBRENGSTEN
De Wet Uitzonderingstoestand COVID-19’/S.B. 83-2020, is op 9 april 2020 door De Nationale Assemblee aangenomen. Hierin zijn diverse maatregelen gericht op de uitvoering van deze wet opgenomen. In artikel 8.8 van deze wet is heel specifiek voor de Centrale Bank van Suriname het volgende bepaald, dat heeft geresulteerd in de ondertekening van de nieuwe lening aan de Republiek Suriname, zijnde de Geconsolideerde Staatsschuld-IV, welke op 28 april 2020 is ingegaan. In deze lening is onder meer het saldo per 24 april 2020 van de Geconsolideerde Staatsschuld-III, groot SRD 2.343.064.119 opgenomen.
De Geconsolideerde Staatsschuld-IV bedraagt SRD 8.524.391.330. De
Keerpunt maakte in juli 2020 al melding hiervan, toen op de website van het Bureau voor de Staatsschuld onder de noemer ‘binnenlandse leenovereenkomsten’, enkele schulden van de overheid opgenomen werden die naar onze mening, de moederbank verder hebben uitgehold. In de file van binnenlandse leenovereenkomsten 2020 stond vermeld, dat de Centrale Bank van Suriname op 28 april, een overeenkomst betreffende een lening is aangegaan met de Staat. Deze geconsolideerde schuldovereenkomst is ondertekend voor een bedrag van SRD 8.524.391.330. Vervolgens werd er op 18 mei van hetzelfde jaar een leenovereenkomst getekend voor een bedrag van SRD 648.800.000 aan schatkistpapier in het kader van artikel 21 van de Bankwet van 10 oktober 1956. Deze lening staat op de balans onder de post ‘voorschotten op de staat’. Deze voorschotten zijn tegen de Bankwet, omdat er al eerder is getrokken.
Deze transactie is dan wel in lijn met de richtlijnen van de Wet Uitzonderingstoestand COVID-19, maar Keerpunt heeft er al vaker op gewezen, dat deze ‘noodwet’ speciaal in het leven was geroepen om de Bankwet en andere wetten opzij te kunnen schuiven. Daarnaast is er op 27 mei 2020 een bedrag van SRD 400.000.000 ter beschikking gesteld aan de overheid. De algemene doelstelling van deze overeenkomst is in het kader van de Wet Uitzonderingstoestand COVID-19 van 9 april 2020. De voorwaarden van beide leningen zijn tegen een rente van 9 procent en een looptijd van 1 jaar. De regering Bouterse II heeft deze noodwet die betrekking had op een burgerlijke uitzonderingstoestand (Wet Uitzonderingstoestand COVID-19) in april aangenomen. Deze wet had te maken met het onder controle houden van de coronapandemie en is ter uitvoering van artikel 72 c van de Grondwet. De regering nam deze wet aan, omdat zij al voor de covid-pandemie wist, dat buitenlandse investeerders niet geneigd waren om de Surinaamse overheid überhaupt nog geld te lenen, getuige de kredietwaardigheid van ons land in die periode.
Daarnaast had Suriname sinds het begin van 2020, geen ruimte meer in het schuldenplafond, als er gelet werd op de Wet op de Staatsschuld.
Het is geen geheim, dat de toenmalige regering geen geld meer had toen de verkiezingen naderden om haar reguliere uitgaven te dekken. De verwachting was vanaf de aankondiging al, dat dit fonds als een dekmantel zou worden gebruikt en niks meer. De regering verschool zich achter de covid-maatregelen, maar wij wisten toen al dat er geen geld meer was in de staatskas, want zelfs de verplichting om salarissen uit te betalen, kon de regering Bouterse niet meer nakomen, daarvoor moest er op allerlei creatieve manieren geld geleend worden.
| dagblad de west | Door: Redactie