HOF VAN JUSTITIE GAAT UITSRAAK DOEN WEL OF GEEN RECHTMATIGE BERECHTING EX MINISTER HOEFDRAAD
| united news | Door: Redactie
Het Hof van Justitie (HvJ) zal op 20 mei een uiteindelijke beslissing nemen of de vervolging en veroordeling van ex-minister Gillmore Hoefdraad van Financiën wel of niet rechtmatig is. Voor (gewezen) politieke ambtsdragers geldt dat zij alleen kunnen worden vervolgd nadat zij, op verzoek van het Openbaar Ministerie (OM), door De Nationale Assemblee (DNA) in staat van beschuldiging zijn gesteld.
Bij Hoefdraad heeft het OM twee keer dat verzoek gedaan. De eerste keer op 23 april 2020, waarna hij op 18 mei 2020 niet in staat van beschuldiging werd gesteld. De toenmalige procureur-generaal Roy Baidjnath Panday deed na de verkiezingen van
Rechtsprocedure Hoefdraad vecht nu in hoger beroep zijn veroordeling aan. Het onderzoek ter rechtszitting concentreert zich rond de wet ‘In staat van beschuldiging stelling politieke en gewezen politieke ambtsdragers’. Hierin is een procedure opgenomen voor het in staat van beschuldiging stellen, zoals het horen van de ambtsdrager. Dat is volgens Hoefdraad en zijn advocaten niet nageleefd. Daarnaast wordt verwezen naar het internationaal recht, zoals het Ne-bis-idem-beginsel, waarbij een persoon niet twee keer voor hetzelfde feit mag worden berecht en gestraft. Ook wordt artikel 59 van het Ordereglement van DNA aangehaald waarin is opgenomen dat ‘op eenmaal genomen besluiten niet wordt teruggekomen, tenzij op grond van gewichtige redenen in landsbelang of nieuw opgekomen omstandigheden die bij het nemen van het besluit niet bekend waren en indien bekend tot een ander oordeel zouden hebben kunnen leiden’. Hoefdraad en zijn advocaten wijzen erop dat de toenmalige procureur-generaal bij zijn tweede verzoek aan het parlement zelf heeft aangegeven dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden aanwezig waren dan het geval was bij zijn eerste verzoek. Echter, het OM verwijst ook naar artikel 4 van de wet ‘In staat van beschuldiging stelling politieke en gewezen politieke ambtsdragers’, waarin staat dat ‘iedere vordering’, dus verzoek aan het parlement, moet worden behandeld en er dus geen relatie is tussen het eerste en het tweede verzoek. Advocaat Murwin Dubois van Hoefdraad noemt de taalkundige benadering van het artikel door het OM een onjuiste opvatting. Deze wordt overigens tegengesproken door de systematiek van de wetgeving en het recht. Zo zou met deze taalkundige benadering het Ne-bis-idem-beginsel zijn geschonden alsook het Ordereglement van DNA en de internationale rechtspraak. Deze taalkundige benadering heeft verregaande consequenties gehad voor Hoefdraad en de ontwikkeling van het recht, aldus zijn raadsman.
Twee vorderingen Dubois heeft maandag bij de behandeling van deze hogerberoepszaak gezegd dat de tweede vordering van de pg had moeten worden afgewezen. Hij beroept zich op het Ne-bis-idem-beginsel in het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens (AVRM) en de uitdrukkelijke verwijzing in het Ordereglement van het parlement, dat het in behandeling nemen van een tweede verzoek pas kan wanneer er nieuwe feiten en omstandigheden zijn. De raadsman herinnerde het HvJ eraan dat het OM tijdens de behandeling van deze kwestie ook nooit heeft ontkend dat het tweede verzoek van de pg aan het parlement een herhaling is van het eerste. Een ontkenning kan ook niet omdat Baidjnath Panday bij het indienen van zijn tweede schriftelijke verzoek het parlement heeft meegedeeld dat er geen gewijzigde omstandigheden en feiten aanwezig zijn, dan die er waren bij zijn eerste verzoek. Voor de zuiverheid van de juridische discussie vindt Dubois het belangrijk vast te stellen dat aan de eerste vordering van 23 april 2020 en de afwikkeling daarvan geen enkel gebrek kleeft. Het kan dus niet anders dan dat de toen gevolgde procedure als een ‘processuele handeling op normale wijze’ moet worden gekwalificeerd.
Vissen in politieke vijver De intussen overleden raadsvrouw van Hoefdraad, Irene Lalji, had tijdens het proces in eerste aanleg deze handelwijze van de toenmalige pg getypeerd als ‘vissen in een politieke vijver’, waar de eerste vordering door het parlement was afgewezen en de tweede door hetzelfde parlement met een andere politieke signatuur wel is toegekend. Zij was toen al van mening dat niet Hoefdraad, maar de staat Suriname moest worden aangeklaagd voor het schenden van zijn rechten. Het OM hanteert de opvatting dat, daar er geen nader onderzoek nodig is geweest omdat de feiten en omstandigheden dezelfde waren en Hoefdraad bij het eerste verzoek zich al had verweerd, hij niet opnieuw hoefde te worden gehoord. Dubois noemde dit maandag hoogst opmerkelijk “aangezien het een fundamenteel recht van eenieder is om als belanghebbende te worden gehoord in elke procedure gericht op het nemen van enige maatregel tegen hem of haar”. “Daarnaast waarborgen deze voorschriften ook dat het parlement zich kwijt van de zorgvuldigheidsplicht die rust op het parlement bij het nemen van besluiten over de wet ‘In staat van beschuldiging stelling politieke en gewezen politieke ambtsdragers’.”
Jurisprudentie De raadsman heeft een vergelijkbaar proces in Ecuador, waarover het Amerikaans Hof voor de rechten van de mens zich heeft uitgesproken, als jurisprudentie opgevoerd. Daar is in een proces om rechters die niet langer politiek gezind waren, uit hun ambt te zetten, volgens Dubois dezelfde fout begaan ten aanzien van het Ne-bis-idem-beginsel. Ook daar heeft de vervolging het standpunt van het OM in Suriname gehanteerd en de rechters het recht op hoor en wederhoor ontnomen. Echter, het Amerikaans hof voor de rechten van de mens heeft dezelfde uitgangspunten waar Dubois naar verwijst gehanteerd en de vervolging terecht gewezen. Maar het OM in Suriname vindt dat het in Ecuador ging om een ontslagprocedure en geen procedure van in staat van beschuldigingstelling en niet om politieke ambtsdragers maar om rechters. Dubois ziet ook daarin een onzuivere rechtsopvatting. Echter, hij zegt dat, net als in de kwestie Hoefdraad, aan de rechters specifieke op de wet gestoelde verwijten zijn gemaakt. Net als bij Hoefdraad zijn de wettelijk voorgeschreven procedurele regels, als ook de in het recht verankerde hoor en Ne-bis-in-idembeginsel geschonden. Ook daar is het congres twee keer benaderd. Het Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens heeft daarom dan ook terecht ingegrepen.
Geen vervolgingsrecht Dubois onderstreept dat met zijn verweren, net als in de zaak van de rechters in Ecuador, het proces-Hoefdraad na de eerste vordering van de pg en het besluit van het toenmalige parlement was afgesloten. Het verzoek van de pg om Hoefdraad in staat van beschuldiging te stellen was afgewezen met als gevolg dat aan de pg geen vervolgingsrecht toekwam. De raadsman zegt dat de wettelijk voorgeschreven procedure om Hoefdraad te vervolgen niet is gevolgd. Het parlement heeft in strijd gehandeld met zijn eigen Ordereglement. Het eerste besluit waarin Hoefdraad niet in staat van beschuldiging is gesteld, staat nog recht overeind en het strafproces tegen de ex minister is onrechtmatig, meent de raadsman. Dubois zegt dat aangezien Suriname zich onvoorwaardelijk heeft gecommitteerd aan het AVRM en derhalve dus gebonden is aan de jurisprudentie van het Inter-Amerikaans Hof er een beroep op wordt gedaan. De advocaat benadrukt dat het OM in deze zaak geen enkel vervolgingsrecht heeft en dat juist de rechten van zijn cliënt ernstig zijn geschonden.
UNITEDNEWS
| united news | Door: Redactie