• dinsdag 30 April 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Rotterdam zat tot zijn nek in de slavernij

| trouw.nl | Door: Eric Brassem

Na Amsterdam kan nu ook Rotterdam er niet omheen: de Rotterdamse politiek en economie was eeuwenlang onverbrekelijk verbonden met slavenhandel en –productie, zegt historicus Alex van Stipriaan.

Eén op de acht Rotterdammers heeft tot slaaf gemaakte Afrikaanse voorouders. Maar de meeste Rotterdammers, vermoedt historicus Alex van Stipriaan, hebben weinig idee van het slavernijverleden van hun stad. “Van Amsterdam en Zeeland is dat algemener bekend”, zegt hij. “Maar door te laten zien dat Rotterdam er tot in al zijn haarvaten bij betrokken was, toon ik dat datzelfde gold voor héél Nederland; dat Borculo, Limmen en Culemborg via Rotterdam ook met slavernij te

maken hadden.”

Zijn toegankelijk geschreven en rijk geïllustreerde boek verscheen zaterdag, als onderdeel van het onderzoek waartoe de gemeente drie jaar geleden opdracht gaf. Van Stipriaan portretteert tal van ondernemers, van bankiers tot plantagehouders, die vaak tegen het stadsbestuuur aanschurkten – of erin zaten. “Maar mijn onderzoek laat ook zien dat niet alleen de bovenlaag van ondernemers en bestuurders profiteerde van de slaveneconomie, maar dat de hele economie van Rotterdam en verre omstreken ermee samenhing.”

Door die verwevenheid kun je de slaveneconomie nauwelijks los zien van de rest van de economie, schrijft u. Toch noemt u een paar cijfers. Rotterdamse schepen verhandelden

ongeveer 60.000 Afrikanen – 10 procent van de in totaal 600.000 die voor Nederlandse rekening komen.

“Dat zijn tamelijk makkelijk beschikbare cijfers, want die schepen en hun menselijke ‘lading’ kwamen allemaal in de boekhouding. Maar wat het hele complex aan slavenhandel en slavernij aan de Nederlandse economie heeft bijgedragen kun je niet berekenen. Tel je de kaasmaker mee, wiens kazen meegingen op de schepen? Al die producenten – alleen al in Rotterdam duizenden – van spijkers, serviezen, lampolie, noem maar op? En dan ook nog van de zeventiende eeuw tot 1873? Niet-te-doen! Ik voel er ook niet voor om in discussie te gaan met mensen die zeggen ‘Het was helemaal niet zo belangrijk, het droeg maar voor een paar procent bij aan de economie’.”

U berekent wel dat de Rotterdamse firma Coopstad en Rochussen de grootste particuliere slavenhandelaar in de Nederlandse geschiedenis was.

“Ja, altijd wordt de Zeeuwse Commercie Compagnie als de grootste slavenhandelaar aangemerkt, maar dat was een samengaan van een heleboel handelshuizen. Coopstad en Rochussen was een handelshuis dat in zijn eentje 65 slavenreizen uitreedde.”

Van Stipriaan toont in zijn boek de gruwelijke werkelijkheid ook vanuit het perspectief van de slaafgemaakten. Die wreedheden waren breed bekend, toont hij. En er zijn steeds critici van slavernij geweest. “Het idee van ‘de mensen wisten niet beter’, ‘toen was dat normaal’, of ‘je moet het in de context van die tijd zien’ haal ik wel zo’n beetje iedere tien bladzijden onderuit. Al zeg ik het zelf, ik heb dat nog nooit eerder op die manier gezien.”

Van Stipriaan concentreert zich op de transatlantische slaveneconomie, waarmee de in 1602 opgerichte West-Indische Compagnie en Rotterdamse ondernemers zich inlieten. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), die in Azië actief was, komt wel ter sprake, maar dat komt uitgebreider aan de orde in een ander, gelijktijdig verschenen boek, ‘Het koloniale verleden van Rotterdam’ onder redactie van historicus Gert Oostindie. “Maar de impact en nasleep van het transatlantische slavernijverleden zijn voor Rotterdammers van alle kleuren veel groter dan de nasleep van de VOC-geschiedenis.”

Amsterdam speelde de hoofdrol in de WIC?

“Maar Rotterdam was de grootste van de kleintjes. En Rotterdam was veel internationaler dan Amsterdam of Zeeland: kooplieden hier kwamen uit meer Europese streken. Alle steden in de Republiek waren migrantensamenlevingen, van gevluchte Hugenoten, Joden en noem maar op. Maar in Rotterdam zat bijvoorbeeld ook een heel grote gemeenschap van Britse handelslieden. Het was een haven in een wereldwijde haveneconomie.”

In die prille Rotterdamse wereldhaven gingen niet alleen producten van Nederlandse slavenplantages om, beschrijft Van Stipriaan. “Er werd in de Republiek meer suiker en koffie verwerkt uit buitenlandse dan uit Hollandse koloniën. Tabak kwam voornamelijk uit plantages in Noord-Amerika.”

U schrijft dat er veel producten waren die werden gebruikt als ruilmiddel in de slavenhandel. Hoe groot was de rol van die goederen?

“Niet te overschatten. Dat waren de zogenaamde ‘Guinea-goederen’, en alle producten die de oceaan over gingen om de slavenkolonies draaiende te houden. Die goederen koppelden het (Aziatische) VOC-gebied en het (Zuid-Amerikaanse) WIC-gebied aan elkaar. Wapens vormden vaak een derde tot de helft van de waarde van de goederen die naar Afrika werden verscheept. Dat was een soort vliegwiel: Afrikanen gebruikten die om nieuwe slaven te maken. Met gekleurd katoen uit Azië werden slaafgemaakten gekocht.

“Dat katoen belandde ook in Suriname en Curaçao, waar ze nog steeds onderdeel zijn van de nationale dracht, net als in Afrika. Ook jenever, de ‘Dutch gin’ waar Rotterdam en Schiedam wereldberoemd om waren, was belangrijk. Sterke drank is in Afrika niet alleen een genotsmiddel, maar wordt ook als plengoffer gebruikt in religieuze rituelen. Het vierde product waren kaurischelpen, meegenomen uit Azië, en in Afrika gebruikt als betaalmiddel.”

“Rotterdam zat tot over zijn oren in de slavernij”, besluit Van Stipriaan zijn boek. “De erfenissen daarvan zitten tussen diezelfde oren; nu is het tijd om met die oren naar elkaar te gaan luisteren.”

Alex van Stipriaan is hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit. Hij is ook adviseur van tal van interculturele en erfgoedprojecten.

Alex van Stipriaan
‘Rotterdam in Slavernij’
Boom, 496 blz; € 34,90

| trouw.nl | Door: Eric Brassem