• vrijdag 03 May 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Advocatenteam dient bezwaar in tegen besluit procureur-generaal

| sun.sr | Door: Redactie

Zoals in ons laatste communiqué aan u bericht, hebben wij namens onze cliënten op 8 januari 2024 verzoekschriften ingediend bij de Procureur – Generaal, de President van het Hof van Justitie en de Minister van Justitie en Politie. Voor de helderheid en de zuiverheid van de informatieverspreiding is het wenselijk geweest de navolgende uiteenzetting in een verklaring te doen.

De eerdergenoemde verzoekschriften zijn gedaan middels gebruikmaking van de wettelijke ruimte, welke artikel 22 van de Grondwet (Hoofdstuk V, Grondrechten, Persoonlijke Rechten en Vrijheden van de Grondwet) aan elke belanghebbende biedt, zulks in samenhang gelezen met de artikelen 1, 375, 480 en

492 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 3 lid 1 onder a en b van de Amnestiewet 1989 zoals gewijzigd bij S.B. 2012 no. 49.

Namens de belanghebbenden is het navolgende verzocht:

Om de uitgesproken veroordelende vonnissen van het Hof van Justitie d.d. 20 december 2023:

 

PRIMAIR:

A. Niet ten uitvoer te leggen, zulks daar het in 2012 van rechtswege ingetreden rechtsgevolg van artikel 3, lid 1 onder a en b van de Amnestiewet 1989, bekrachtigd bij S.B. 1992 no. 68 en laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2012, nummer 49, zich verzet tegen de uitvoering van voornoemde vonnissen, zulks daar de wetgever in artikel

3, lid 1 onder a van de Amnestie wet 1989, uitdrukkelijk het volgende bepaald heeft “De amnestie, als bedoeld in artikel 1, heeft tot gevolg, dat: indien personen veroordeeld zijn tot straf, de bevoegdheid tot uitvoering van die straf vervalt en, voor zover zij zich tot uitvoering van die straf in detentie bevinden, het Openbaar Ministerie, of de rechter die de straf heeft opgelegd! de onmiddellijke invrijheidstelling zal bevelen”;

SUBSIDIAIR:

B. Vanwege hun arbitraire c.q. onrechtmatige karakter niet ten uitvoer te leggen, dan wel de tenuitvoerlegging op te schorten c.q. te schorsen c.q. aan te houden, totdat in de civiele procedure definitief in rechte is geoordeeld over o.a. de rechtsvraag of er sprake is van schending van het Ne Bis in Idem beginsel en totdat Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld heeft over de rechtsvraag of het recht op een eerlijk (straf)proces van de belanghebbenden is geschonden.

De gronden voor dit verzoek kunnen als volgt uitgelegd worden:

1. In 2012 heeft de Krijgsraad, blijkens de opgenomen overwegingen in haar vonnis van 11 mei 2012, de toen geldende Amnestiewet 1989, welke bekrachtigd was bij SB 1992 no. 68 en zoals gewijzigd bij SB 2012 no. 49, integraal toegepast. Met het toepassen van deze toen geldende wet zijn in lijn met de systematiek van het recht van rechtswege, conform de wettelijke bepalingen, de processen tot een formeel eind gekomen. Bij Amnestie treedt van rechtswege de straffeloosheid in en strafvervolging c.q. berechting is slechts mogelijk wanneer er sprake is van een strafbaar feit. Nu de straffeloosheid van rechtswege was ingetreden, was er dan ook geen sprake van vermeende strafbare feiten die strafrechtelijk vervolgbaar waren. Zulks met het directe rechtsgevolg, dat het Openbaar Ministerie haar bevoegdheid om te vervolgen miste en de rechter de bevoegdheid tot het behandelen van de zaak eveneens ontbeerde. De Krijgsraad heeft met het toepassen van de Amnestiewet alle proceshandelingen ook stopgezet vanaf dat moment.

2. Deze vonnissen van 2012 ten name van de belanghebbenden zijn in kracht van gewijsde gegaan en hebben thans ook gezag van gewijsde gekregen. Hetgeen met zich meebrengt dat die kortgezegd rechtens finaal zijn en dat die vonnissen niet meer vernietigd kunnen worden. En alzo dienen conform de systematiek van het recht deze uitspraken gerespecteerd te worden en zijn de rechtsgevolgen die daaruit voortvloeien vaststaand.

3. Uit hoofde van de systematiek van de wet en het recht, kon en mocht het Openbaar Ministerie nimmer andermaal vervolgen c.q. de rechter de reeds beëindigde processen andermaal opstarten. Deze onrechtmatige handelingen hebben helaas, ruim 4 (vier) jaren nádat in 2012 de Amnestiewet integraal was toegepast, wel plaatsgevonden, ondanks het recht zich hiertegen verzet. Doordat zulks in strijd met het geldend recht hebben plaatsgevonden, zijn deze (proces)handelingen nietig en kunnen zij nimmer een rechtsgevolg te weeg hebben gebracht. Het gevolg is daarom dan ook dat de uitspraken vanaf 2016 niet alleen onrechtmatig zijn, maar dat deze ook onuitvoerbaar zijn geworden.

4. Negen (9) jaren nádat de Krijgsraad in 2012 de toen geldende Amnestiewet integraal had toegepast, in juli 2021 heeft het Constitutioneel Hof, de laatste wijziging van de Amnestiewet gedaan in 2012 strijdig geacht met o.a. de Grondwet, hetgeen van rechtswege het gevolg met zich meebrengt dat deze onverbindend wordt geacht vanaf die datum. De uitspraak van het Constitutioneel Hof heeft geen terugwerkende kracht, maar heeft slechts rechtskracht vanaf het moment van de uitspraak (juli 2021). Dat brengt met zich mee dat de rechtsgevolgen die zijn voortgevloeid voorafgaand aan de uitspraak van het Constitutioneel Hof wel van kracht blijven en de uitspraak geen invloed heeft op de vonnissen vanaf 2012 tot aan 2021. Dat de wetgever daags ná de uitspraak van het Constitutioneel Hof alsnog de wijziging van 2012 heeft ingetrokken, doet aan het voorgaande evenmin afbreuk, omdat de intrekking evenmin een terugwerkende kracht heeft.

5. Het Hof van justitie, als hoger beroepsinstantie, heeft met haar uitspraken gedaan op 20 december 2023, nagelaten rechtsoverwegingen te nemen die eventueel de voornoemde juridische problemen zouden kunnen opheffen of wegmaken. Het Hof heeft beslist dat zij de vonnissen van 2019 en 2021 bekrachtigd. Zoals eerder aangegeven hebben de proceshandelingen ná de vonnissen van 2012 geen rechtmatig karakter en is vanwege de in stand gebleven rechtsgevolgen van de integrale toepassing van de Amnestiewet in 2012, ook een evident beletsel ontstaan voor het rechtmatig doen uitvoeren van het vonnis van 20 december 2023. Vanuit een rechtstatelijk denken en handelen zou het zonder meer uitvoeren hiervan een onherstelbare krater slaan in de rechtstaat.

Op 9 januari 2024 heeft de Procureur - Generaal in een summiere brief gericht naar alle in deze betrokken advocaten besloten dat zij aan het verzoek van de belanghebbenden niet kan voldoen. Echter is er o.a. nagelaten om een gedegen motivering te geven aan dit besluit en slechts verwezen naar enkele wetsartikelen. Op heden 10 januari 2024 hebben de advocaten van de belanghebbenden uitdrukkelijk en schriftelijk een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit van de Procureur – Generaal. Thans wordt de reactie hierop afgewacht. Voor alsnog hebben de advocaten geen reactie op het verzoekschrift ingediend bij de President van het Hof van Justitie en de Minister van Justitie en Politie mogen ontvangen. Wij zullen op gepaste wijze, wanneer nodig, u op de hoogte blijven houden van de verdere ontwikkelingen. Wij hopen middels deze persverklaring vanuit onze zijde enige helderheid te hebben gegeven ten aanzien van deze kwestie.

De advocaten:

Mr. M. Castelen LLM

Mr. M. Dubois

Mr. N. van Dijk CAMS AMLCA

Mr. M. Misiedjan

Mr. D. Veira

 

| sun.sr | Door: Redactie