• donderdag 25 April 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Jodensavanne, Nederlands laatste concentratiekamp – Parbode Sneak Peek

| parbode.com | Door: Redactie

Nederland is al ruim veertien maanden bevrijd als op 18 juli 1946 in Suriname nog 138 gevangenen Jodensavanne verlaten, het laatste Nederlandse concentratiekamp. Deze zogenaamde onverzoenlijken hebben dan al in totaal 74 maanden internering achter de rug, zonder enige vorm van proces… Een financiële compensatie voor de slachtoffers, noch een fatsoenlijk excuus is er nooit geweest. Des te opmerkelijk, omdat in Fort Zeelandia – 38 jaar vóór de Decembermoorden en onder verantwoording van het Nederlandse gezag – standrechtelijke executies hadden plaatsgevonden.

Tekst Richard van de Velde      Illustraties Rolf Breier (met toestemming weduwe)

 Voor de voorgeschiedenis hiervan moeten we eerst terug naar

Nederlands-Indië. Rond 1933 ontstaat daar een afdeling van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). In tegenstelling tot die van Nederland, neemt de Indische NSB een gezagsgetrouwe, nationalistische en anti-Japanse houding aan. Als raszuiverheid steeds meer aan invloed wint, keren Indo-Europeanen zich van de partij af en boet de partij sterk aan invloed in en neemt hun populariteit af.
Na de Duitse inval in Nederland start de Nederlands-Indische regering operatie ‘Berlijn’ en worden ruim 2800 ‘staatsgevaarlijke onderdanen’ geïnterneerd, waaronder 1000 (vermeende) leden van de NSB, Duitse zeelieden van de koopvaardijschepen, Duitse joden en circa 100 Duitse missionarissen en zendelingen.

En verdacht ben je zomaar,

zoals de toenmalige 22-jarige KNIL-militair Joop Stulemeyer, die als hij verneemt dat de koningin de wijk heeft genomen naar Engeland, hevig teleurgesteld uitroept: ‘Nu komen die moffen binnen en neemt de koningin de benen!’. De ramen staan open en een buurman verraadt hem.
Rolf Breier krijgt van zijn Oostenrijkse moeder wel eens brieven met een postzegel met de beeltenis van Hitler erop. Zomaar twee voorbeelden waarop je in Nederlands-Indië in die meidagen kan worden opgepakt en als ‘staatsgevaarlijk’ wordt opgesloten.

De Duitse geïnterneerden worden via verschillende (om)wegen uiteindelijk naar een nieuw gebouwd kamp nabij Lawe Sigala Gala op Noord-Sumatra gebracht. Als de Japanners eind 1941 in Azië oprukken, besluit het Nederlands-Indische gezag die geïnterneerden in drie scheepsladingen naar Brits-Indië te brengen. De angst bestaat dat eventueel bevrijde geïnterneerden zullen gaan samenwerken met de Japanners tégen de Nederlanders.
Bij het laatste transport gaat het om de 500 minst gevaarlijk geachte personen, die met het gevorderde schip Van Imhoff worden vervoerd, dat bij Sumatra al wordt getorpedeerd. De bemanning en bewakers kunnen het schip verlaten, maar het overgrote deel van de geïnterneerde Duitsers wordt aan hun lot overgelaten en verdrinkt.

‘De felsten, de mannen zonder berouw’, komen tenslotte via kamp Ambarawa terecht in ‘Fort Ngawi’, in Oost-Java en zullen daar tot 21 januari 1942 verblijven. Op besluit van gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh worden de 146 meest opstandigen uit deze groep in Soerabaja ingescheept op m.s. Tjisadane. Deze zogeheten ‘onverzoenlijken’ of ‘verbitterden’ maken de reis opeengepakt in een grote stalen kooi in het voorschip. Ze worden door de dertig begeleidende mariniers voortdurend uitgescholden en met knuppels bewerkt, krijgen slecht te eten en te drinken en komen nooit in de open lucht. De hitte in het ruim, de stank van de open latrines en het felle elektrische licht dat 24 uur lang brandt, maken de reis ondragelijk.

De kapitein van de Tjisadane heeft de opdracht ervoor te zorgen dat de gevangenen bij een torpedoaanval nooit levend het schip zullen verlaten. Er zijn zelfs explosieven op de bodem van de Tjisadane aangebracht. ‘Vergeet de boten, de boeien en de reddingsvlotten’, krijgen de gevangenen aan boord van het schip te horen van de bewakers. ‘Die zijn niet voor jullie. Als er wat gebeurt, verzuipen jullie als ratten en jullie verdienen niet beter’.

Het is de bedoeling dat dit schip ze naar Australië brengt, maar door de Slag om de Javazee moet het uitwijken naar Kaapstad. Het volgende doel is richting Bonaire, maar daar houden Duitse duikboten zich op en wordt er uiteindelijk koers gezet naar Suriname. Na 42 dagen varen, komt het schip op 1 maart 1942 veilig nabij Paramaribo aan.

Fort Nieuw-Amsterdam

De mannen worden in Suriname met harde hand door de tierende mariniers overgeladen in een kleine kustvaarder en het ruim in geschopt. Aangekomen op de kade roept een marineofficier: ‘Wie één pas buiten het gelid zet, wordt door zijn donder geschoten’. Zijn collega’s schreeuwen ze toe: ‘Dat zijn die lui die ons mooie Indië aan de Jappen hebben verraden’. De toon is gezet!

Uitgeput, vervuild en vernederd worden de gevangenen zes maanden opgesloten in de oude, smerige voormalige slavenverblijven van Fort Nieuw-Amsterdam. De bewaking is in handen van mariniers. Hier maakt Lex Schoonheyt mee dat hij voor een vluchtplan wekenlang geketend in een donkere, benauwde isoleercel wordt gestopt met nauwelijks te eten en te drinken en wassen is onmogelijk. Het lot van zijn collega’s is niet veel beter. Ze moeten regelmatig uren in de volle zon staan of exerceren, waarbij herhaaldelijk gevangenen neervallen. Protesteren levert meteen klappen op met een lat of gummiknuppel van de mariniers. Ook maken sommige gevangenen hier kennis met het onmenselijke kromsluiten. Hierbij worden de handen met ketens vastgemaakt aan de voeten. Na korte tijd treden dan de vreselijke lumbagopijnen (spit) op. De situatie verbetert als de mariniers vervangen worden door manschappen van de Prinses Irene Brigade.

Jodensavanne 

Op 19 augustus 1942 worden de gevangenen overgebracht naar hun uiteindelijke verblijf Jodensavanne, een verlaten joodse nederzetting midden in de jungle aan de Surinamerivier, op ongeveer vier uur varen zuidelijk van Paramaribo. Rondom het kamp zijn drie rijen prikkeldraad met op iedere hoek een wachttoren met daarin Surinaamse schutters met pistoolmitrailleurs. Op het complex zijn drie barakken voor 50 personen elk met een poep- en drinkwaterton, waarvoor dezelfde tonnen worden gebruikt. Tussen de britsen is 10 cm loopruimte. De geïnterneerden moeten dwangarbeid verrichten in de houtploeg, fruitploeg, plantploeg, keukenploeg, grondverzetploeg, bootploeg of visploeg.

De synagogeploeg heeft als taak de joodse begraafplaats bij het kamp te inventariseren.

Lees dit artikel verder in de februari-editie van de Parbode, nu ook digitaal verkrijgbaar

 

| parbode.com | Door: Redactie