
Digitalisering vereist eerst beter bestuur
| starnieuws | Door: Redactie
Digitalisering klinkt modern, efficiënt en vooruitstrevend. Daarom klonk het bijna vanzelfsprekend toen president Jennifer Simons tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aankondigde dat Suriname desnoods zal lenen om het openbaar bestuur te digitaliseren.
Binnen twee à drie jaar zouden de kosten zijn terugverdiend, en in 2026 moet het project officieel van start gaan. Maar juist wanneer digitalisering wordt gepresenteerd als nationaal wondermiddel, is voorzichtigheid geboden. Suriname heeft de voorbije decennia één les herhaald geleerd: geen technologie is sterker dan het bestuur dat haar moet dragen.De president koppelt digitalisering nadrukkelijk aan corruptiebestrijding. Dat is begrijpelijk én wenselijk, want corruptie werkt als een sluipende belasting op de samenleving. Staatsmiddelen verdwijnen, staatsbedrijven worden verlieslatend en de belastingbetaler draait op voor gaten die nooit gedicht lijken te worden. Maar wie eerlijk is, weet dat het probleem dieper
zit. Het zijn niet ontbrekende softwaresystemen die Suriname hebben ondermijnd, het zijn zwakke instituties.Decennialang kampen staatsbedrijven met politieke benoemingen, gebrekkige controle en een cultuur waarin verantwoording eerder uitzondering dan regel is. Regeringen, van welke kleur dan ook, zijn er nauwelijks in geslaagd deskundige, onafhankelijke bestuurders te installeren. ‘Non-valeurs’ blijven te vaak zitten, terwijl waarschuwingen worden genegeerd en misstanden zonder consequenties blijven. Deze bestuurszwakte vormt een structureel risico voor de begroting én voor elke poging tot modernisering.De afgelopen maanden heeft de overheid via e-Gov wel degelijk eerste stappen gezet: bewustwordingsprogramma’s over cybersecurity, voorbereidingen op ISO-27001-certificering en digitaliseringspilots bij staatsdiensten. Dat zijn positieve signalen en ze tonen dat ook de regering begrijpt dat digitale systemen veilig, robuust en professioneel beheerd moeten worden. Maar zulke technische verbeteringen kunnen de institutionele tekortkomingen niet compenseren. Zonder sterk bestuur blijft elk digitaal systeem kwetsbaar voor dezelfde politieke beïnvloeding en hetzelfde gebrek aan verantwoording dat analoge systemen jarenlang heeft ondermijnd.Digitalisering kan problemen niet automatisch wegpoetsen. Sterker nog: zonder diepe institutionele hervormingen kan digitalisering bestaande risico’s vergroten. Een digitaal loket is nutteloos als de systemen achter dat loket onbetrouwbaar zijn. Een centrale databank kan burgers efficiënter helpen, maar vormt óók een aantrekkelijk doelwit wanneer cybersecurity onvoldoende is of wanneer toezicht ontbreekt. Nieuwe digitale betaalstromen kunnen transparantie bevorderen, maar versnellen ook fraude als controles ontbreken. De volgorde doet ertoe: eerst de fundamenten, dan de technologie.Landen waar digitalisering wél succesvol werd ingezet, volgden die volgorde nauwgezet. In delen van Zuidoost-Azië werd sterk geïnvesteerd in wetgeving, interoperabiliteit, consumentenbescherming, digitale inclusie en onafhankelijke toezichthouders vóórdat digitale overheidsdiensten op grote schaal werden uitgerold. Suriname dreigt die stap over te slaan. De planning voor 2026 lijkt vooral door politieke ambitie te worden gestuurd, niet door een grondige analyse van de institutionele paraatheid.Toch is de vraag niet of digitalisering wenselijk is. Dat staat buiten kijf. De coronapandemie toonde dat de samenleving zélf snel kan schakelen wanneer dat nodig is. Surinaamse micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (MKMO’s) stapten in korte tijd over op online verkoop, digitale dienstverlening en nieuwe bedrijfsmodellen. Ze deden dat omdat de omstandigheden hen ertoe dwongen en omdat klanten hun gedrag aanpasten. Waar de overheid achterbleef, bewees het bedrijfsleven dat Surinamers wél bereid en in staat zijn om digitaal te werken. Het probleem is dus niet de digitale bereidheid van burgers of ondernemers; het probleem is het gebrek aan institutionele wendbaarheid.Daarom is een vraag onvermijdelijk: wat gebeurt er wanneer digitalisering niet wordt ingebed in een breed hervormingsprogramma? Zonder stevige checks-and-balances worden digitale systemen vooral nieuwe kanalen voor oude praktijken. Zonder betrouwbare leidinggevenden krijgen moderne platforms dezelfde problemen als hun analoge voorgangers. Digitalisering zonder integriteitspolitiek is als een huis bouwen op verzakte grond: het stort niet meteen in, maar vroeg of laat ontstaan scheuren.Simons heeft terecht gezegd dat het “tij moet worden gekeerd”. Dat kan. Maar het keren van het tij vereist meer dan software, consultants en deadlines. Het vereist hervorming van staatsbedrijven, versterking van toezicht, een consequente aanpak van corruptie - ook wanneer dat pijnlijk is - en een cultuur waarin verantwoording zwaarder weegt dan politieke loyaliteit. Pas dan kan digitalisering een hefboom worden voor transparantie, efficiëntie en rechtvaardigheid.Digitalisering moet het sluitstuk zijn van bestuurlijke vernieuwing, niet het decor waarachter oude problemen zich opnieuw organiseren. De technologie is er, de expertise is beschikbaar en de samenleving is er klaar voor. Maar eerst moet de overheid bewijzen dat zij de integriteit, veiligheid en transparantie kan garanderen die digitalisering vereist.Als Suriname die stap durft te zetten, kan 2026 een beginpunt zijn van een nieuwe bestuurscultuur. Zo niet, dan wordt digitalisering opnieuw een belofte die schittert in de presentatie, maar verdampt in de praktijk.Vincent Roep
| starnieuws | Door: Redactie




































