• vrijdag 28 November 2025
  • Het laatste nieuws uit Suriname
Rekenkamer, Anti-Corruptiewet en vervolgingsmonopolie: een constitutioneel-juridische analyse

Rekenkamer, Anti-Corruptiewet en vervolgingsmonopolie: een constitutioneel-juridische analyse

| starnieuws | Door: Redactie

Het publieke debat in Suriname over integriteit, corruptiebestrijding en goed bestuur wordt regelmatig beïnvloed door een fundamenteel misverstand: de aanname dat elk rapport van de Rekenkamer automatisch moet leiden tot strafrechtelijke vervolging.
Deze gedachte miskent de constitutioneel verankerde taakverdeling tussen de Rekenkamer en het Openbaar Ministerie (OM), en leidt tot verwachtingen die in strijd zijn met de rechtsstatelijke beginselen van legaliteit, proportionaliteit en opportuniteit. Een correcte beoordeling van de institutionele rolzuiverheid is essentieel om het strafrecht te beschermen tegen politisering en om het vertrouwen in het constitutionele bestel te versterken.De Surinaamse Rekenkamer is krachtens artikel 149 van de Grondwet ingesteld als een onafhankelijk orgaan, belast met toezicht op het beheer en de besteding van staatsmiddelen. De Wet Rekenkamer Suriname (S.B. 2019 no. 102) concretiseert deze opdracht. De kern van haar taak bestaat
uit rechtmatigheids- en doelmatigheidscontrole; het gaat om de vraag of overheidsgelden overeenkomstig de wet, begroting en administratieve regels zijn besteed. De Rekenkamer bezit geen opsporings- of vervolgingsbevoegdheid. Artikel 27 van de wet bepaalt dat zij rapportages kan uitbrengen aan de verantwoordelijke minister of aan De Nationale Assemblée wanneer sprake is van plichtsverzuim, maar dit schept geen aangifteplicht, laat staan een automatisch strafrechtelijk gevolg. Artikel 43 voorziet slechts in een intern administratief sanctiestelsel, niet in strafrechtelijke interventie.Deze wettelijke structuur heeft een duidelijke ratio: administratieve onregelmatigheden verschillen van strafbare feiten. Een verslag van de Rekenkamer waarin procedurele tekortkomingen, budgettaire overschrijdingen of schendingen van interne controlevoorschriften worden geconstateerd, vormt geen direct bewijs van een strafrechtelijk delict. Strafrechtelijke aansprakelijkheid vereist de aanwezigheid van juridische bestanddelen zoals opzet, wederrechtelijkheid en – bij corruptiedelicten – persoonlijk gewin of misbruik van functie. De Rekenkamer is niet ingericht om dergelijke juridische beoordelingen te verrichten; zij levert signaleringsinformatie, geen strafrechtelijke bewijsvoering.De Anti-Corruptiewet (S.B. 2017 no. 85) versterkt de preventieve infrastructuur door de instelling van de Anti-Corruptiecommissie, die integriteitsrisico’s moet detecteren en adviezen kan doorgeleiden naar bevoegde instanties. De wet bevat geen verplichting voor het OM om tot vervolging over te gaan op basis van dergelijke signalen of na doorgeleiding van misstanden naar de procureur-generaal. Ook de Memorie van Toelichting creëert geen strafrechtelijk automatisme. Daarmee blijft het constitutioneel verankerde vervolgingsmonopolie van het OM intact.Artikel 145 van de Grondwet bepaalt dat het OM belast is met de strafrechtelijke handhaving van wet en rechtsorde. Deze bepaling geeft het OM de discretionaire bevoegdheid te beslissen over vervolging, met inachtneming van het legaliteitsbeginsel en het beginsel van opportuniteit. Die zelfstandige beoordelingsruimte is essentieel om te voorkomen dat elk onregelmatigheidssignaal – hoe gering of onvoldoende bewijsbaar ook – strafrechtelijke consequenties krijgt. Het OM moet onder meer afwegen: de ernst van de feiten, de bewijsbaarheid, de maatschappelijke relevantie, proportionaliteit en subsidiariteit. Strafrecht is immers een ultimum remedium.Het gelijkheidsbeginsel, vastgelegd in artikel 8 van de Grondwet en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, betekent niet dat elke zaak rechtens identiek behandeld moet worden. Selectieve prioritering op grond van juridische merites en maatschappelijke relevantie is inherent aan een functionerend vervolgingsbeleid. Enkel willekeur is ontoelaatbaar; beleidsmatige keuzevorming niet.De huidige publieke discussie over de veronderstelde (politiek gemotiveerde) terughoudendheid van het Openbaar Ministerie gaat voorbij aan de geldende constitutionele taakverdeling. Bovendien ontstaat het risico dat publieke druk of politisering leidt tot verstoorde verwachtingen omtrent vervolging. Een te nauwe koppeling van administratief toezicht aan strafrechtelijke handhaving kan het OM transformeren van een onafhankelijke vervolgingsautoriteit tot een politiek instrument – een ontwikkeling die haaks staat op de rechtsstaat.Een beter begrip van de overgang tussen administratief toezicht en strafrechtelijke vervolging is noodzakelijk. Rapporten van de Rekenkamer kunnen signalen bevatten die aanleiding geven tot nadere analyse. Deze signalen kunnen, indien er een redelijk vermoeden van een strafbaar feit ontstaat, door het OM worden opgepakt. Maar deze stap is nooit automatisch: het vereist een zelfstandige juridische toets door het OM, inclusief onderzoek naar opzet, causaliteit, wederrechtelijkheid, bewijskracht, enzovoort.Het Surinaamse constitutionele bestel berust op strikte rolzuiverheid en professionele taakafbakening. De Rekenkamer bewaakt de financiële integriteit van het bestuur; het OM waarborgt de strafrechtelijke handhaving. Het samengaan van deze functies zou de rechtsstaat juist ondermijnen. Alleen door vast te houden aan de bestaande wettelijke structuur – en door die helder uit te leggen – kan Suriname bouwen aan een geloofwaardige en duurzame integriteitscultuur.K. (Chinta) Ramdhan

| starnieuws | Door: Redactie