
LANDBOUW IN SURINAME | TUSSEN AFHANKELIJKHEID EN SOEVEREINITEIT
| united news | Door: Redactie
Dat is bijna 200 miljoen US dollar verschil. Gelijktijdig geven de armste huishoudens meer dan 70% van hun inkomen uit aan die dure voeding uit het buitenland. Er is hoge nood aan het verhogen van lokale productie en het voorzien van de lokale markt met veilig, gezond en, vooral, betaalbaar voedsel. Tot heden heeft geen enkele regering zich werkelijk toegelegd op een beleid dat voedselsoevereiniteit kan realiseren. Is dat omdat het onmogelijk is? En indien wel, welke beleidsmaatregelen dienen dan aan bod te komen? UNITEDNEWS zet het weer op een rijtje.
Amapá: Hoe een vergeten staat een voorbeeld werd van voedselsoevereiniteit
In
Er zijn nogal wat overeenkomsten met Suriname vandaag en onze zuiderbuur Amapá van de jaren negentig. Alvast de bioregio, flora, fauna en het klimaat. Maar ook de iets meer dan 700.000 inwoners met minder dan 5 inwoners per km2 zijn vergelijkbaar met de Surinaamse situatie. Amapá stond in die jaren
In amper vier jaar tijd transformeerde hij Amapá van een behoeftige regio tot een modelstaat van duurzame ontwikkeling en voedselsoevereiniteit[1]. Niet door megaprojecten of buitenlandse investeerders, maar door iets wat in veel landen als revolutionair wordt beschouwd: vertrouwen in het volk.
Capiberibe begreep dat echte verandering niet van bovenaf komt. Als “daad van revolutionair verzet” decentraliseerde hij het staatsbudget en gaf lokale gemeenschappen directe toegang tot middelen.
Geen tussenpersonen, geen politieke vriendjes, geen bureaucratische molens. Lokale boeren, vissers en ambachtslieden kregen de kans om hun productie te verbeteren, hun kennis te delen en hun producten te vermarkten. Het resultaat? Een explosie van lokale activiteit, een heropleving van de landbouw en een groeiende export.
In een staat waar politieke schimmigheid de norm was, voerde Capiberibe ook radicale transparantie in. Vanaf 1999 werden alle inkomsten en uitgaven van de staat online gepubliceerd in begrijpelijke taal. Geen technocratisch jargon, maar klare taal voor gewone burgers. Dit was geen technologische gimmick, maar een politieke daad: het volk kreeg zicht op wat met hun geld gebeurde. En dat zicht maakte corruptie zichtbaar – en dus bestrijdbaar. Later zou hij onder de regering van Lula da Silva de Transparantiewetgeving [2] als nationaal model ontwerpen[3].
De belangrijkste keuze die hij maakte was ecologie boven economie. Capiberibe koos niet voor de extractivistische ontwikkelingsmodellen die de Amazone reduceren tot een grondstoffenmagazijn. Hij verzette zich tegen ontbossing en monocultuur, en pleitte voor een model waarin ecologie, economie en sociale rechtvaardigheid hand in hand gaan.[4] Zijn beleid toonde aan dat voedselsoevereiniteit niet alleen een ecologische noodzaak is, maar ook een sociaal recht.
Dit beleid ontstond echter niet op 1 dag. Multistakeholder-dialogen werden georganiseerd om samen met lokale gemeenschappen, producenten en beleidsmakers te bepalen wat een groene economie voor Amapá zou kunnen betekenen.
Er werd een Pro-Extrativismo-programma [5] opgezet: een pioniersinitiatief waarbij kleine producenten betaald werden voor ecologische diensten, zoals duurzaam bosbeheer. Amapá onder Capiberibe koppelde economische ontwikkeling aan ecologische integriteit, met landbouw, energie en infrastructuur als sleutelsectoren die bewust werden gestuurd richting duurzaamheid. En dat wierp zijn vruchten af – letterlijk en figuurlijk.
In eigen land zagen we in de periode 2003-2006 in het district Para een gelijkaardig initiatief ontstaan onder wijlen DC Erwin Demon. Zijn motto was Decentralisatie zonder het verhogen van de economische flexibiliteit van de bevolking in een farce. Para Force, het Platform voor Burgerparticipatie en Ontwikkeling voer zijn eigen koers, los van de Project Implementation Unit van het nationale Decentralisatie Programma. Met succes, want in 2010 kon Para als district een stedenband aangaan met de stad Leuven in België. Ook haar universiteit, in de top 5% van Europese kennisorganisaties, opende haar deuren voor Para Force. Zij herkenden iets was in eigen land nog niet was doorgedrongen
“Toen Leuven vorig jaar een werkbezoek aan Para bracht, hebben ze toegegeven dat op het gebied van burgerparticipatie Para veel verder staat dan Leuven”, vertelde toenmalig voorzitter Edwin Watson toen trots aan Parbode [6]
Helaas oordeelde de in mei 2010 zitting nemende regering dat dit platform totaal overbodig was voor de ontwikkeling van het district en het enige werkbare model voor reële burgerparticipatie stierf een politiek geforceerde, vroegtijdige dood — een wiegendood van een werkbaar model. Een beslissing die velen, vooral in Para, nog steeds niet begrijpen…
Wat Amapá onder Capiberibe presteerde, is alvast geen utopie. Het is een precedent. Tot op heden wordt er volop gewerkt met agroforestry-systemen die voedselproductie combineren met bosbehoud. Boeren produceren daar onder bio-certificering cacao, cassave, bananen en medicinale planten — vaak met hogere marktwaarde en minder ecologische schade. Deze modellen tonen aan dat ecologische landbouw niet alleen duurzaam is, maar ook economisch rendabel.
Suriname, met zijn rijke bodem, jonge bevolking en importafhankelijke voedselmarkt, kan hieruit lessen trekken. Decentralisatie, transparantie en vertrouwen in lokale gemeenschappen zijn geen luxe, maar voorwaarden voor een rechtvaardige landbouwtransitie. De vraag is niet of het kan. De vraag is: wie durft? Wie volgt het voorbeeld van João Capiberibe en Erwin Demon?
Guyana, de slimmere buur
Guyana, Suriname’s buurland, biedt ook een inspirerend contrast. Volgens een peer-reviewed studie in Nature Food (2025) is Guyana het enige land ter wereld dat volledig zelfvoorzienend is [7] op het vlak van voeding. Het produceert voldoende voedsel in alle essentiële categorieën — groenten, fruit, vlees, vis, zuivel, zetmeel en plantaardige eiwitten — om zijn bevolking te voeden zonder import.
Deze prestatie is het resultaat van strategische investeringen in landbouw sinds 2020, met een stijging van 468% in het landbouwbudget [8]. Guyana stimuleerde de productie van rijst, cassave, bonen, maïs, soja en noten, en versterkte de visserijsector.
Jongeren werden actief betrokken via het Agriculture and Innovation Entrepreneurship Programme (AIEP), dat hen opleidt tot agro-ondernemers. Agro-ecologische praktijken zoals intercropping en kleinschalige verwerkingstechnieken werden gepromoot [9].
Toch is Guyana niet volledig onafhankelijk: het blijft afhankelijk van geïmporteerde inputs zoals brandstoffen en kunstmest. Dit maakt het systeem kwetsbaar voor mondiale schokken. Maar in termen van voedselproductie is het land een zeldzaam voorbeeld van wat mogelijk is met politieke wil, visie en lokale inzet.
Met gedurfde visie en realiteitszin lanceerde Guyana in 2024 ook nog het Amazon Sustainable Landscape Project, een vijfjarig programma van €5 miljoen dat 1,5 miljoen hectare beschermde en productieve landschappen omvat[10]. Het project ondersteunt agro-ecologische praktijken, herstel van landbouwgronden en capaciteitsopbouw bij inheemse gemeenschappen. De nadruk ligt op landschapsconnectiviteit, biodiversiteit en duurzame voedselproductie.
De rol van jongeren in de landbouwtransitie
Suriname staat op een kruispunt. Olie en goud lonken. Evenals de beloften van internationale monetaire organisaties als Wereldbank en IMF. Enkel inzetten op olie, goud en hout – gokken op een extractivistische groeimodel – zal ons evenwel op niet al te lange termijn zuur opbreken en Suriname achterlaten als een door superrijke multinationals uitgeput land zonder eigen regie. Voorbeelden bij onze buren en in de wereld zijn er voldoende.
De inkomsten uit die sectoren gebruiken met een specifiek lange termijn doel voor ogen is echter wel aanvaardbaar.
De keuze is immers helder: doorgaan op het pad van importafhankelijkheid en kwetsbaarheid, of kiezen voor een toekomst waarin voedselsoevereiniteit, ecologie en gemeenschapskracht centraal staan. Landbouw kan opnieuw een bron van overvloed worden – mits we de juiste keuzes maken, jongeren ondersteunen en de rijkdom van het land koesteren. De inkomsten uit de mijnbouwsector kunnen daarvoor worden ingezet.
Immers, veel jongeren in Suriname zien landbouw als een kans, vooral als deze gepaard gaat met innovatie en ondernemerschap. Tijdens de Women in Agriculture Fair in Nickerie toonden jongeren interesse in hydroponics, digitale sensoren en klimaatslimme teeltmethoden. Prithvi Jairam van het FAO/GCAF-project stelde: “De toekomst van de landbouw in Suriname ligt in de handen van jongeren en vrouwen [11]. Met de juiste tools en kennis kunnen zij niet alleen deelnemen – ze kunnen het leiden.”
Toch blijven obstakels zoals gebrek aan grond en financiering groot. Landbouw moet opnieuw gepositioneerd worden als een waardevolle, moderne sector waarin jongeren een leidende rol kunnen spelen. Het is nodig dat maatschappelijke organisaties en landbouwcoöperaties oproepen tot actie en nieuwe beleidsmaatregelen. Vooral in de kustvlakte.
Kustvlakte als sleutel tot voedselsoevereiniteit: een ecologische heroriëntatie
De kustvlakte van Suriname, met haar vruchtbare alluviale gronden en toegang tot water, vormt vandaag nog steeds het hart van de nationale landbouwproductie. Toch blijft het potentieel grotendeels onbenut. In 2017 was slechts 67.715 ha in gebruik voor landbouw [12], waarvan het merendeel in de kustregio. De dominante gewassen zijn rijst (59.203 ha), bananen (1.953 ha) en groenten (1.390 ha). Ondanks deze productie wordt een aanzienlijk deel van het voedsel nog steeds geïmporteerd — vooral granen, peulvruchten en citrusvruchten.
Suriname en andere Caricom-landen importeren tussen de 86% en 100% van hun granen. Dat creëert een structurele afhankelijkheid van import en leidt tot een tekort op de voedselhandel, ondanks een positief handelsoverschot in andere goederen. Deze afhankelijkheid maakt het land kwetsbaar voor externe schokken zoals oorlog elders – denk maar aan Oekraïne – pandemieën en klimaatverstoringen. De Caricom streeft ernaar om de voedselimport tegen 2025 met 25% te verlagen [13], maar bij ons verloopt die transitie uiterst moeizaam. De lucratieve import van landbouwchemicaliën draagt ongetwijfeld bij aan deze stagnerende omslag.
Ecologische landbouw is echter het enige realistische alternatief — tenminste, als we lering willen trekken uit de ervaringen van Guyana en Amapá. Daar verloopt de transitie met rasse schreden.
In eigen land zijn opeenvolgende regeringen helaas blijven steken in een historische, koloniale context, met een focus die quasi uitsluitend gericht is op exportgewassen. Zulk beleid, met een inherent gebrek aan ecologische diversificatie, ondermijnt al lang de voedselsoevereiniteit.
Als Suriname ambieert om werkelijk onafhankelijk te zijn, dan is voedselsoevereiniteit het eerste punt om aan te werken. En als we er ook nog aan denken om de voedselschuur van de Caraïben te worden, dan wordt het hoog tijd dat we de transitie naar ecologische landbouw in de kustvlakte inzetten. Dat vergt nieuw beleid.
De volgende punten schetsen een mogelijk beleidskader voor voedselsoevereiniteit in Suriname.
Het Blauwboek Het is onze zaak beschreef al in 1997 deze cruciale aspecten. Dat Surinaamse seminar was een koploper en trendsetter in vergelijk met alle internationale congressen. Anderen hebben ons echter duidelijk ingehaald en zijn ons voorbijgelopen…
Voedselsoevereiniteit is niet alleen een economische noodzaak, maar ook een culturele en ecologische keuze. Het bepaalt wie we zijn, wat we eten, en hoe we omgaan met elkaar en met de aarde die ons draagt en voedt.
De voorbeelden uit Guyana en Amapá tonen dat een ecologische heroriëntatie niet alleen mogelijk is, maar noodzakelijk. Suriname heeft de gronden, het klimaat en de mensen — wat ontbreekt is visie en politieke wil. Opnieuw is de vraag: Wie durft?
In deel 3 hebben we het over de bodem, waar volksgezondheid begint.
Bronnen
[1] https://www.downtoearth.org.in/environment/brazil-29229
[2] https://psb40.org.br/nove-anos-da-lei-da-transparencia-do-amapa-para-o-…
[3] Transparantiewetgeving als nationaal model. Capiberibe was de auteur van de Braziliaanse Lei da Transparência (Wet op Transparantie), die in 2009 nationaal werd ingevoerd. Deze wet verplicht overheden om hun uitgaven en inkomsten publiek te maken. De oorsprong van deze wet ligt in Amapá, waar Capiberibe al in 1999 begon met het online publiceren van begrotingsgegevens. Dit werd internationaal geprezen als een voorbeeld van democratische vernieuwing en corruptiebestrijding.
[4] https://www.iied.org/sites/default/files/pdfs/migrate/16575IIED.pdf
[5] https://www.iied.org/sites/default/files/pdfs/migrate/16575IIED.pdf
[6] https://www.parbode.com/een-brug-van-leuven-naar-para/
[7] https://www.nature.com/articles/s43016-025-01173-4.pdf
[8] https://dpi.gov.gy/guyana-is-the-only-country-that-can-fully-feed-itsel…
[9] https://latinamericanpost.com/economy-en/how-guyana-quietly-became-the-…
[10] https://www.wwfguianas.org/?387831/Amazon-Sustainable-Landscape-Program…
[11] https://www.surinametimes.com/artikel/jongeren-en-vrouwen-moeten-landbo…
[12] https://nl.wikipedia.org/wiki/Landbouw_in_Suriname
[13] https://surinamenieuwscentrale.com/caricom-wil-voedselimport-2025-met-2…
UNITEDNEWS
| united news | Door: Redactie