• donderdag 02 May 2024
  • Het laatste nieuws uit Suriname

Suriname krijgt roofkunst terug, maar heeft er voorlopig nog geen plek voor

| trouw.nl | Door: Iwan Brave

Koloniale roofkunst moet terug naar de Nederlandse oud-koloniën, zo luidt een recent advies aan de Nederlandse overheid. Maar museumdeskundigen in Suriname waarschuwen dat ze niet zomaar allerlei objecten in de tropenhitte kunnen zetten. 

Het is verlaten rondom Fort Zeelandia in Paramaribo. Het daarin gehuisveste Surinaams Museum is sinds half maart gesloten vanwege de coronamaatregelen. Normaal is het zeventiende-eeuwse fort, symbool van de wrede Nederlandse koloniale geschiedenis, een trekpleister voor toeristen en scholieren. Het standbeeld van vorstin Wilhelmina, ooit pontificaal op het Onafhankelijkheidsplein, staat weggemoffeld met de rug gekeerd naar het fort.

Museumdirecteur Laddy van Putten opent vandaag speciaal de toegangspoort naar de

binnenplaats. Hij is antropoloog en woont 35 jaar in Suriname. Via een bastion, met een historisch kanon gericht naar de riviermonding, gaat het naar de enige gekoelde ruimte van het museum, waar drie diorama’s hangen van de Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten (1779-1838) – een geschenk van Nederland in 2005 ter gelegenheid van dertig jaar onafhankelijkheid van Suriname. De gekoelde ruimte was voorwaarde voor de schenking.

Rollenspel met muziek en dans

“Dit zijn echte topstukken”, zegt Van Putten over Schoutens diorama’s, waarvan er ruim veertig bekend zijn. Eentje getiteld titel ‘Slavendans’, die nog in Nederland is, staat afgedrukt als mogelijke roofkunst in het

rapport van de Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties. Het verbeeldt een rollenspel met muziek en dans dat op slavenplantages werd opgevoerd. Het is ‘onbekend’ hoe Museum Bronbeek in Arnhem het heeft verworven.

Het zou een van de werken kunnen zijn die terug moeten naar Suriname. Dat zou niet voor het eerst zijn: in 2006 kreeg het Surinaams Museum van het Amsterdamse Tropenmuseum al 48 kunstwerken ‘terug’. Maar de Nederlandse koloniale collecties bestaan uit honderdduizenden objecten. 

Wat Van der Putten betreft hoeven niet alle Surinaamse stukken direct terug te komen. “Laten we kijken hoe we hier hiaten in de collectie kunnen opvullen. Belangrijk is dat je in eigen land een representatieve presentatie kan houden. Zonder dat iets in je verhaal ontbreekt terwijl het in het buitenland wel aanwezig is.” Want aan de andere kant weet hij ook:  de fysieke ruimte van het Surinaams Museum is beperkt. “Hierdoor kunnen we nu al niet alles van de collectie laten zien. Er ligt heel veel mooi materiaal in het depot. Doordat maar één zaal geklimatiseerd is kunnen we nooit echt uitpakken. Van fotografie, negentiende-eeuwse tekeningen en dat soort zaken kun je geen originelen tonen maar kopieën. Dat is een beperking.”

Kennis, kunde en ervaring

Ook Armand Zunder ziet de beperkingen in Suriname. “Wij hebben hier niet de faciliteiten, kennis en deskundigen om dat allemaal gedegen te conserveren”, zegt hij. Zunder is econoom en voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname. In 2010 publiceerde hij een lijvig boek als pleidooi voor herstelbetalingen door Nederland vanwege zijn slavernijverleden. De reparatiecommissie ziet teruggave van roofkunst als een ‘schoolvoorbeeld van reparatie in het klein’. 

Vanwege de gebrekkige voorzieningen vindt Zunder dat Paramaribo voorwaarden moet stellen aan teruggave – Nederland dient niet alleen objecten terug te geven maar daar ook de middelen voor ter beschikking te stellen. Zunder vindt dat Den Haag daarbij een voorbeeld kan nemen aan Frankrijk, dat in 2015 het prestigieuze slavernijmuseum Memorial ACTe in Guadeloupe oprichtte. “De Fransen verzorgen het onderhoud, leveren technische bijstand en leiden lokale mensen op, want museumbeheer is een wetenschap.”

Daar is niets neokoloniaals aan, vindt Zunder: “Het heeft te maken met duurzaam herstellen van wat verkeerd is geweest en gegaan. Daarom is het noodzakelijk dat de musea gerund worden door mensen met kennis, kunde en ervaring. Dit kan je combineren met een kennisoverdrachtsprogramma. Zo’n overeenkomst kan gesloten worden voor tien tot twintig jaar.” Als ‘tussenstap’ pleit hij intussen voor een centraal digitaal platform voor museumobjecten die in de ‘koloniale context zijn verworven’, zoals door Duitsland deze maand is besloten. “Dan is alles toegankelijk via internet voor iedereen in de herkomstlanden. Zo kunnen wij onze jeugd laten zien wat zó belangrijk was, dat het geroofd werd.”

Het masker is terug, maar ligt nog op kantoor

Zunder is kritisch op de Surinaamse overheid, die nauwelijks investeert in cultuur. “Het budget is verschrikkelijk laag omdat men cultuur vooral beziet als dansjes opvoeren en niet als diepgaand en duurzaam.” Het Surinaams Museum, met de grootste collectie nationaal erfgoed, kan erover meepraten. “Wij hebben sinds 2014 geen subsidie meer gehad”, verzucht Van Putten. “Het ontbreekt aan visie en steun van de overheid en aan deskundige krachten.” 

Intussen zijn we aangekomen bij de zaal met precolumbiaanse objecten. Van grillige pijlpunten van vuursteen en kwarts, die inheemse jagers zo’n tienduizend jaar geleden gebruikten, tot sieraden van been. In de vitrine ligt ook een catalogus met op de voorkant een ceremonieel masker. Dit masker was ‘topstuk’ bij ‘De Grote Suriname Tentoonstelling’ in De Nieuwe Kerk in Amsterdam, die tot maart dit jaar duurde. Het masker is terug, maar ligt nog op kantoor.

In de zaal met etnografica zijn opstellingen van mannen en vrouwen en ‘gebruiksvoorwerpen’, van zowel inheemse als marronstammen (nazaten van gevluchte slaven). Een sierlijke korjaal, gehouwen uit een boomstam, springt in het oog. “Over zulke collecties gaat het in Nederland”, zegt Van Putten. “Er zal een afweging moeten worden gemaakt van wat je hier naar toe haalt. Zolang het maar in je verhaal past.”

| trouw.nl | Door: Iwan Brave