
‘Wat we nu zien is eigenlijk kinderspel’
| de ware tijd | Door: Redactie
Publicatie over kantraki’s in ganja- en opiumhandel
“Ik laat zien hoe corruptie en fraude in feite een beetje cultureel zijn bepaald. Wat we nu zien is eigenlijk kinderspel.” Publicist/onderzoeker Nizaar Makdoembaks (74) onthult in zijn nieuwste publicatie middels archiefbronnen hoe de ganja- en opiumhandel een rol hebben gespeeld voor een groep Brits-Indische contractarbeiders om vooruit te komen op de sociaal-maatschappelijk ladder in Suriname.
Tekst en beeld Audry Wajwakana
Duizenden arme Brits-Indische contractarbeiders kwamen vanaf 1873, na de afschaffing van de slavernij, naar Suriname. Een groot deel keerde na de contractperiode niet terug. Een behoorlijke groep van hen en hun nazaten ontwikkelden zich van
kantraki tot handelaar, wetenschapper en politicus.Makdoembaks woont in Nederland, maar is vaak in Suriname, waar hij dan te vinden is in de studiezaal van het Nationaal Archief Suriname, bladerend en zoekend naar nieuwe informatie in oude documenten. Zo ook voor zijn nieuwste pennenvrucht met de opzienbarende titel ‘Lachmon en Hindostaanse godfathers in Suriname’ en subtitel ‘Kantraki’s, van kasplantjes tot invloedrijke politici’.
“Als je een belangrijk deel van de geschiedenis weglaat, doe je aan geschiedvervalsing en dat is niet goed voor een land.”
Hij beschrijft hoe ‘gerespecteerde’ Brits-Indische kantraki’s in de eerste helft van de twintigste eeuw de basis vormden voor ontwikkeling van personen als de bekende politicus Jagernath Lachmon. Tot die contractarbeiders die zich ontwikkelden tot ganja en opium handelaren behoorden onder anderen Lutchman Sing, Abdul Soobhan, Cheddy Soomaroo, Harry Asgarali en Asgar Karamat Ali. “Toen de contractarbeiders naar Suriname kwamen, werden verengingen opgezet om hun belangen te behartigen. Bestuursleden van deze verenigingen waren ganjaverkopers ”, benadrukt de auteur.
Ruim tien jaar geleden kwam hij per toeval in archiefstukken de naam Abdul Soobhan tegen. Daarin staat dat deze verdachte was geweest in een onderzoek van de Volkenbond (voorloper van de Verenigde Naties) naar internationale opiumsmokkel. De auteur besloot aan de hand van dit document tot een onderzoek naar deze voormalige Brits-Indische contractarbeider die rond 1906 naar Suriname kwam en na enkele jaren een heleboel ondernemingen had, waaronder een eigen vervoersbedrijf. “Waar de meeste Hindostanen zich nog via ezelskarren verplaatsten, begon hij als eerste een eigen vervoersbedrijf”, vertelt Makdoembaks.
Rol koloniale overheid
De auteur stelt vast dat met de komst van de Brits-Indische contractarbeiders het gebruik van en de handel in ganja in Suriname is geïntroduceerd. Het gebruik was volgens hem voor de productiviteit van de kantraki’s op de plantages heel belangrijk. “Zeventig procent van de contractarbeiders die naar Suriname is gekomen, komt uit United Provence, Bengal en Bihar. Van heel Brits-Indië kwam 35 procent van de ganjateelt uit deze drie gebiedsdelen. Voor de meeste Indiërs was het een genotsmiddel en bij het Engelse bewind was dit heel erg bekend.”
De koloniale overheid zorgde ervoor dat dit product ook mee naar Suriname kwam, waar er op den duur behalve gebruikers ook handelaren waren. Een stukje uit de Surinaamse geschiedenis, die volgens Makdoembaks door historici nog niet is onderzocht en beschreven.
In documenten vond hij onder meer dat een derde van de 165 patiënten die per jaar in het psychiatrisch centrum Wolffenbuttel, het huidige Psychiatrisch Centrum Suriname (PCS), waren opgenomen, Brits-Indische contractanten waren. “Zij kwamen daar terecht vanwege ganja vergiftiging.”
De handel in verdovende middelen werd door de koloniale overheid in 1909 gelegaliseerd, waarbij een paar van de handelaren als Lutchman Sing in 1910 een opiumvergunning kregen. “De overheid zag dat ze door de illegaliteit inkomsten misliep en omdat ze ook eraan moest verdienen werden vergunningen verstrekt. De schattingen waren in de hoogtijdagen vijfhonderd tot zeshonderd kilogram per jaar aan opium en zevenhonderd tot 750 aan ganja. Dat is officieel in documenten van Suriname, maar onofficieel moet het zeker het dubbele zijn”, vermoedt Makdoembaks.
Lachmon en de handelaren
De ganja- en opiumhandelaren, die de auteur in het boek godfathers noemt, konden zowel lokaal als internationaal hun handel doen. Ze hadden diverse ondernemingen en zaten in besturen van Hindostaanse organisaties om de belangen van Hindostanen te behartigen.
Zo schonk de echtgenote van Lutchman Sing na zijn overlijden in 1922 geld aan de Surinaamse Immigranten Vereniging om een internaat aan de Waterkant op te zetten. Het werd in 1924 opgericht en is volgens de auteur het internaat waar de tiener Jagernath Lachmon uit Nickerie werd ondergebracht om zijn mulo-opleiding aan de Hendrikschool af te ronden. Lachmon werd praktizijn (advocaat) en politicus van de Verenigde Hindostaanse Partij, de huidige Verenigde Hervormingspartij (VHP). “Opvallend is dat de meeste kinderen van dit internaat later bestuurders zijn geworden.”
Volgens hem is Lachmon op de schouders van deze godfathers (drugshandelaren) groot geworden. In het boek legt hij aan de hand van documenten uit hoe de politicus als advocaat verweven raakte met de mensen uit de onderwereld. Zo was Abdul Soobhan, van wie Makdoembaks vermoedt dat hij de grootste godfather van Suriname moet zijn geweest, vanwege de internationale onderzoeken in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw naar zijn handel en wandel in verband met de opiumsmokkel, zijn cliënt.
Abdul Soobhan, die in documenten ook als Abdul Sovan wordt vermeld, is de grootvader van Lachmons derde echtgenote Fawziya Abdul Sovan. “Lachmon hoefde die weg niet te bewandelen. Ik laat zien hoe corruptie en fraude eigenlijk een beetje cultureel zijn bepaald. Wat we nu zien is eigenlijk kinderspel. In die tijd was handelen in verdovende middelen een manier voor een beter leven”, zegt Makdoembaks.
Een stukje geschiedenis dat volgens hem altijd werd verzwegen door wetenschappers. “Heel veel van wat ik schrijf is actueel. De gedachtegang achter deze handelaren in ganja en opium is dezelfde die er nu hier is met de drugsverkopers en ook politici. Dezelfde methodiek van de Hindostaanse verenigingen gebruiken politici van nu. De methodiek is dus niet oud. Wat in de koloniale tijd werd gedaan, hebben alle regeringen in Suriname gedaan”, concludeert Makdoembaks.
Arts, politicus, auteur
Het 614 pagina’s dikke boek is zowel in hardcopy als digitaal verkrijgbaar. De digitale verse is gratis te downloaden op de website van Makdoembaks. “Ik besef dat niet eenieder het boek kan kopen, maar ik wil de informatie voor iedereen beschikbaar stellen. Het is nodig om over de geschiedenis van Suriname te schrijven.”
In het boek reflecteert hij ook naar de ontwikkeling van zijn eigen familie. Hij vindt het belangrijk dat de minder prettige ontwikkelingen uit de geschiedenis worden belicht. “Als je een belangrijk deel van de geschiedenis weglaat, doe je aan geschiedvervalsing en dat is niet goed voor een land.”
Makdoembaks groeide op in Abrabroki. Doordat zijn vader in de VHP actief was, kon hij via toenmalige partijleider Lachmon een beurs krijgen om in Leiden een medische studie te volgen. Tot 2003 werkte hij als huisarts in Amsterdam-Zuidoost (Bijlmer). Hij was van 1998 tot 2006 deelraadslid (lokale politicus) van zijn politieke groepering Solidariteit Zuidoost.
Ooit stond hij in de schijnwerpers van de internationale pers door als huisarts in de Bijlmer brood uit te delen onder de armen. “Jonge meisjes prostitueerden zich omdat ze honger hadden! Koningin Beatrix vroeg aan minister Ad Melkert of het echt zo erg was met de armoede in Zuidoost, maar die zei dat het een verkiezingsstunt van mij was.”
Sinds enkele jaren is Makdoembaks onderzoeker en publicist en houdt hij zich bezig met de wetenschappelijke analyse en publicatie van maatschappelijke vraagstukken. Hij heeft meer dan vijftien onderzoekingen over de geschiedenis van voormalige Nederlandse koloniën in boekvorm gepubliceerd en legt nu de laatste hand aan drie publicaties, die in de loop van het jaar uitkomen. Rode draad is de trans-Atlantische slavernij.
| de ware tijd | Door: Redactie